WELKOM, BESTE NIEUWKOMER Lees - voor de goede sfeer - eerst de proloog (rechts) en daarna de februari-verhalen 1 t/m 4 op nummerieke volgorde. Klik in 'blogarchief' op 'februari'. SCROLL NAAR BENEDEN en lees ook: 'Wat eraan vooraf ging'. WEES DAARNA EEN LEESKNIKKER!
Powered By Blogger

dinsdag 27 maart 2007

Bindend evenbeeldje


Watch what you wish for


Waarschijnlijk word ik oud en sentimenteel. Ik zag vanmorgen dit kitscherig beeldje bij Tante Friede in de wandmeubel staan. Die oogjes, dat jurkje en eigenwijs luierkontje, doen me vertederend denken aan mijn eigen kleine Heather-Leezza. Ik mis haar zo erg. Natuurlijk mis ik ook mijn Daniël. Maar Heathertje is mijn alles bindende evenbeeldje. Ze brengt voor mij alles bij elkaar.


Daniël, haar zesjarige broer, is wat ze in Suriname noemen het ‘voorkind’ van mijn vrouw Gabriëlle. Maar hij is onberispelijk mijn geestelijke zoon. Ik wist niet dat zoiets bestond. Hij is echt de zoon die ik eigenlijk mijn hele leven heb gewild. Een wens die voortkwam uit mijn dagdromen die ik had als jongetje dat een papa wilde. Maar gek genoeg, toen de moeder van mijn eerste kind – miss little Sunshine – in verwachting was, hoopte ik vurig op een dochtertje. Dit vanwege mijn slechte omgang met vrouwen. Ik verwekte dan wel niet zoals mijn vader her en der – of los en vast – kinderen, maar ik brak minstens zoveel harten. Door een dochter te krijgen zou ik daadwerkelijk leren een vrouw lief te hebben en me om haar te bekommeren.

Maar als iemand mij vroeg waar ik op hoopte, sprak ik het nooit uit. ‘Watch what you wish for’. Dat is een waarlijk gezegde. Menigmaal, toen ik 's avonds gefrustreerd in mijn uppie zat op de redactie van de Ware Tijd als ‘chef Binnenland’ en nergens een bevlogen journalist of redacteur te bespeuren was, heb ik luid vanachter mijn bureau geroepen: “O heer, help mij de grote sprong voorwaarts maken naar het schrijversschap.”
Sodeju; nog geen jaar later zit ik hier – achtduizend kilometer verder, aan de andere kant van de oceaan – het leven te leiden van een schrijver. Weliswaar als ex-cocaïneverslaafde.
Maar als je de Heer wil dienen, dan is het offer groot en de beproeving zwaar. Ik heb het gered. En heb getoond bereid te zijn Hem elk offer te brengen. Inclusief mijn gezin. Net zoals Abraham bereid was Isaak, zijn enige langverwachte zoon, op te offeren. Maar als God bemerkt dat je oprecht het grootste offer wil brengen, dan laat hij je uiteindelijk alles behouden. Boven op het nieuwe.

Toen de moeder van Sunshine in verwachting was, ontbeerde ik dit overtuigde inzicht – waarover ik later meer uit de doeken zal doen – maar was ik wel voorzichtig. Daarom vertelde ik niemand dat ik verlangde naar een dochter. Immers, het kan impliceren dat een zoon niet welkom is. Om eventueel een doodgeboren zoon te voorkomen, hield ik wijselijk mijn mond. Een gezónd kind was welkom. Een cliché, maar waar.
We wilden ook niet vantevoren weten of het een jongen of een meisje zou worden. “Wat is dat nou voor een ouderwetse gedachte”, reageerde de specialist misplaatst verontwaardigd tijdens het maken van de echo. “Iedereen wil tegenwoordig vantevoren weten wat het is.” Ach ja, ze hadden zo’n apparaat eindelijk in Suriname; dus wilde hij kennelijk vooral zijn speeltje demonstreren.

Daniël werd enkele maanden eerder geboren. Gabriëlle was toen voor ons niet meer dan een tienermoeder uit de buurt. Een van de tallozen in Paramaribo. In de korte periode dat Sunshine en ik samen mochten zijn, brachten wij haar om te spelen met Daniël.
Toen door mede te doen van mijn agressief en explosief karakter Sunshines moeder “op de vlucht” naar Amsterdam was geslagen, zoals mijn ex-schoonmoeder dat verwoordde, was het Daniël die mij in kosmisch verbond hield met Sunshine. Het is onvoorstelbaar. Hij was nog geen twee jaar Daniël en toch elke keer als ik langskwam – al was het na máánden – dan groette hij mij steevast en verblijd met: “Dag papa van Sunshine.”

Het was een kind dat mij eraan herinnerde wie en wat ik was. In deze begroeting ligt ook mij diepe verbondenheid met Daniël. Het bedroefde mij ook dat hij – net als ik – al voor zijn geboorte door zijn papa was verlaten. Hoewel ik niet was weggelopen van mijn gezin, was ik geen haar beter dan zijn vader en eveneens verantwoordelijk voor de zoveelste jonge alleenstaande moeder. Hoewel ik het me steevast had voorgenomen, was ik er niet geslaagd te breken met deze negatieve erfenis binnen onze cultuur. Of beter gezegd: deze te ontlopen.

Daarom voelt Daniëls ook niet aan als mijn ‘stiefzoon’. Hij ís mijn zoon. Niet minder. In mijn overweging met Gabriëlle te trouwen, zei ik: ‘Heer, als u voor mijn Sunshine zorgt, dan zorg ik voor twee van uw kinderen.’ Trouwen was voor mij ook een expliciet verbond aangaan met God.
Sinds de geboorte van Heather-Leezza zijn Daniël en ik ook in genen verbonden. Toen ze ter aarde floepte, was mijn hart vervuld van blijdschap bij het zien van twee kleine schaamlipjes en – natuurlijk: tien vingertjes! Ze was ook mijn herkansing een dochter op te voeden. Een tweede kans die ik bijna om zeep heb geholpen.

Ik was toen voor tien dagen in China voor de Ware Tijd. De vraag was of ik wel moest gaan. Toch maar de gok genomen. De dag dat ik weer thuiskwam, kreeg Gabriëlle die nacht weeën en spoedden wij ons naar het ziekenhuis.
De volgende ochtend, 30 september, was Heather-Leezza geboren. Totdan was het voor mij een van de zoveelste nummers, maar toen ik uitgeput thuiskwam, de radio aanzette en ‘Wake me up, when September ends’ van Greenday uit de spieker dwarrelde, was het sindsdien mijn lijflied. Tot de dag van vandaag.

zondag 25 maart 2007

Geestelijk brandstof


Schrijven is als een zoektocht. Je kan soms blindelings doorrazen en loop je je stuk.

Hoe veel je ook borrelt van inspiratie en energie; soms moet je bedachtzaam bekijken waarheen die zoektocht je leidt. Het kan ook zijn dat je voor je gevoel een doodlopende afslag hebt genomen. Dat je een muur moet doordringen. Doorbeuken brengt je nergens. Dan brengt innerlijke berusting uitkomst en moet je gewoon dingen doen die in je opkomen; je gevoel volgen. Mits je er geloof in hebt, stuit je op een gegeven moment op een verborgen sleutel om weer voort te kunnen.


Ik zit vast voor mijn gevoel de afgelopen dagen. Ik walg ook even van mijn onemanshow. “Je weblog is als een mitrailleur”, zei mijn pleegboer Rudy die zojuist aan de deur was. Ik krijg veel complimenten over mijn energie. Maar ik zie het als een waarschuwing: ik moet mezelf niet voorbij draven. Terug naar de basis: waarom ben je ermee begonnen, voor wie en met welk doel? Precies: ik doe het voor mezelf; als uitlaatklep. Dus even geen ‘update’-reminders meer sturen. De mensen vinden vanzelf wel hun weg.

Hoewel niet gedeprimeerd, ervoer ik mezelf vanmorgen als een dode pier. Dan moet je aardse dingen gaan doen. Zoals een wandeling maken of gewoon de zon opzoeken. Ik ben ook eindelijk weer het huis gaan schoonmaken, inclusief de toiletten. Het is zo de moeite waard, dat gevoel van: ‘het zijn de kleine dingen die het hem doen’. Dat heb ik herontdekt in die maand van verblijf in De Stem, het christelijk opvangcentrum voor drugsverslaafden in district Para, Suriname.

Ik heb zojuist ook een wandelingetje gemaakt – gewoon lekker de twee kilometer lange straat op en neer afstruinen in de verkwikkende gure wind, koekeloeren in nichewinkeltjes. Toen ik weer binnen was, rook het huis heerlijk citronellafris. De ziel geeft je daadwerkelijk ingevingen. Tante Friede heeft zojuist bezoek gekregen van kerkgenoten. Onverwachts, maar ze werden wel in een fris huis ontvangen.

Daarna ben ik lekker in de bijbel gaan lezen. Ik heb Tante Friede een aantal teksten voorgelezen uit Matteüs. En zo zijn we ons eigen kerk. “Waar twee of meer in mijn naam vergaderen, ben ik in hun midden”, zegt Christus. Toen ik voor het eerst op deze passage stuitte, in De Stem, voelde ik grote opluchting. De ‘ware kerk’ – zoals door velen geclaimd – bestaat dus niet. Of beter gezegd: álle kerken zijn de ware. Ach, dat de één het boek van Mormon ernaast hanteert of dat de ander meent dat er maar beperkt plaats in de hemel is, zal God een worst zijn; zolang je de Heilige Drie-Eenheid maar niet verloochent.

Mijn favoriete passages zijn waar Jezus in eeuwig debat is met die eigenlijk ongelovige Farizeeën, die hem maar steeds beproeven, louter met het doel hem te willen doden. Allemaal angst en klein denken; dingen die we dagelijks om ons heen ervaren. Vandaag las ik weer over de ‘genezing op sabbat’.

In de synagoge treft Jezus een man aan met een verschrompelde hand. De Farizeeën testen hem uit door voor te leggen of het wel geoorloofd is op de sabbat te genezen. Meesterlijk boemerangt Jezus de vraag terug: “Wie zou er onder u zijn, die één schaap heeft en die, als dit op een sabbat in een put valt, het niet grijpen zal en eruit trekken? Hoeveel meer is een mens een schaap niet waard.” Waarop hij de man zijn uitgestrekte hand geneest.

Het was ook de tragiek van Christus. Hij wilde met geen woord of nalaten zichzelf verloochenen, om zo zijn onvermijdelijke noodlot af te wenden. Zo krachtig dienen ook wij in het leven te staan.

In elk geval zit mijn hoofd weer los. Het is niet belangrijk dat je altijd qua inspiratie op een bepaald doel afkoerst. Het gaat erom dat je bij je aanhoudende zoektocht tussentijds geestelijk bijtankt. Christus is mijn brandstof.




Ik ben nu volledig geïnstalleerd op de zolderetage. Ik voel me vrij en kijk boven de daken uit. De top van de hoge kerktoren, aan de Cornelis Krusemanstraat, lijkt nu op een kapelletje op het dakenhorizon. Mijn innige wens was een mooie wandklok met Romeinse cijfers. Tante Friede heeft een oude beneden liggen, in een van de laden vol opgeborgen en vergeten schatten. Maar het was er nog niet van gekomen om batterijen te kopen. Steeds vond ik ze te duur.

Nu beschik ik met de kerktoren – vanaf mijn bureau – dag en nacht over een staande klok, met gouden Romeinse cijfers, in het buitendecor, dat voortdurend van behang wisselt! Waarachtig: geloof en gij zult voorzien worden.

Ik voel me een buitengewoon gelukkig mens. Toen ik Tante Friede van de week vertelde dat ik voor het geluk geboren was, citeerde zij een wijsje dat ze in haar kindertijd van haar moeder had geleerd.

Ik ben een kind van God bemind

en tot geluk geschapen

Zijn liefde is groot;

Hij geeft mij brood,

een bed om in te slapeN

Dé primaire essenties in het leven: brood en een bed. Tijdens mijn dolen in de drugsscene van Paramaribo besefte ik dit maar al te zeer en wist ik dat de prijs voor cocaïnegenot te hoog is. Je hebt als mens wel degelijk veel te verliezen, met je lichaam als behoedende tempel. Gratis gebouwd en aan jou geschonken. Een tempel die je nooit en te nimmer mag uitroken.

Er schalt stichtelijke opera uit de radio. Het meeslepende ‘Ave Maria’. Schrijven is soms – bij de juiste inspiratie – als spontaan aan een nieuwe symfonie beginnen. De akkoorden vloeien van je toetsenbord. Andante schrijdt je voort. Hier en daar een korte intermezzo. Een behoedzame aanslag.

Synchroon met het einde van de aria tik ik de laatste zin, die mijn verhaal complementeert. Dit is wat ik noem: ‘spiritual connectivity’. Het hangt allemaal gratis in de stratosfeer. Aan onze vrije wil om in te haken.

dinsdag 20 maart 2007

Zonder doelgroep

Met mijn weblog gaat er een nieuwe wereld voor me open. En één ding is zeker: het pad erheen is geëffend. Ik hoef hem alleen maar te bewandelen.

Dat wil niet zeggen dat er geen obstakels zijn. Een maand geleden werd ik tijdens mijn cold-turkey geplaagd door nachtmerries. Ze waren zo angstaanjagend en pervers, dat ik geen slaap dorste te vatten. Maar toen ik na een paar dagen gesloopt was en vreesde voor een vorm van insomnia, besloot ik mij – net zoals tijdens duistere gevechten toen ik verslaafd was – over te leveren met de woorden: “Heer, ik verlaat mij op U.”
Mijn dromen waren die avond weer overrompelend. Maar toen ik de volgende ochtend wakker werd, was ik lichamelijk wel moe maar mentaal voldaan.

“Als ik maar weet dat hier mijn weg door U Heer, wordt bereid. En dat die weg, hoe moeilijk ook, mij nader tot U leidt”, reciteerde mijn pleegmoeder toen ik haar aan de ontbijttafel vertelde over mijn innerlijke strijd. Dat er hiervoor een eeuwenoude bijbelse spreuk bestond, was zo vertroostend dat de tranen over mijn wangen vloeiden.
Katharina, mijn therapeute, zei over mijn nachtmerries: “Als je droomt dat je van een hoog gebouw dreigt te vallen, dan moet je gewoon loslaten; je overleveren.” En zo wordt eveneens op aardse wijze bevestigd, dat ik goed op weg ben.

Ondanks de mallen (‘templates’) en voorgekookte codes is het nog behoorlijk lastig om je weblog uit te bouwen. Afhankelijk zijn van anderen kost je geld, wat je niet hebt. Bovendien kan je lang wachten. Maar als je in innerlijke meditatie gaat – nog iets wat ik nu eindelijk beheers dank zij mijn strijd tegen de verslaving – krijg je vanuit de kosmos inzichten en kan je veel doorgronden.

Soms zit ik echt dagen vast en komt er niets uit mijn vingers. Dan ga ik de bijbel lezen en krijg ik antwoorden en ingevingen. Ik put veel uit het leven van Christus. Ach, de vraag of het allemaal echt is gebeurd, is irrelevant. We maken er toch ook geen hamvraag van of Assepoester echt heeft bestaan, maar we trekken wel lering uit de moraal van haar relaas. Zo is Jezus het ‘vleesgeworden woord’.

“Het is bijna niet te bevatten dat een rationele man als jij in de bijbel gelooft”, zei mijn neef Glenn laatst tegen me. Nou, je psyche willen doorgronden aan hand van Freud en Goethe, dat is pas irrationeel! Dat schiet niet op. Het levensverhaal van Christus is instant-vertroosting voor het volk.
Sommige reacties van lezers op de Waterkant.net naar aanleiding van mijn ontboezemingen zijn niet mals en vergen een olifantenhuid. Zie dat maar op te brengen als mens. “Ben je in staat reacties te verwerken”, had mijn beeldschone psychologe bij het Jellinek nog waarschuwend gezegd, toen ik haar vroeg of het raadzaam was een weblog te beginnen.

Zo ook trachtten de schriftgeleerden en Farizeeën al het handelen van Christus voortdurend in een kwaad daglicht te stellen. Toen hij een verlamde van zijn zonden vergaf, zagen zij hierin ‘godslastering’, want vergeven zou alleen Gods zijn.
“Waarom overlegt gij deze dingen in uw harten”, sprak Jezus hen aan. “Wat is gemakkelijker tot de verlamde te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: sta op en neem uw matras en wandel?”
Wauw, los van deze diepe vraag, herinnert deze passage eraan: jongen, het maakt niet uit wat voor goeds je ook doet; er zullen altijd giftongen zijn die je te gronde willen richten. Na het lezen van deze passage, deden de reacties me nog nul-komma-nul.

Gisteren op mijn wandeling kwam ik Marcus tegen, de broer van mijn grote ex-liefde Ganna. Hij zei over mijn weblog: “Wat jij doet, noemen ze citizen journalism”, zei Marcus. Dat zijn mensen die het inzicht hebben verkregen dat ze niet per se een kader nodig hebben om ergens over te schrijven.”
Hm, deze classificering bevalt mij wel. Ik heb ook zo de pest aan het begrip ‘doelgroep’. Dat is ook de reden waarom bepaalde maatschappelijke groepen of ‘minderheden’ in de media onderbelicht blijven, tenzij het om slecht nieuws gaat. Ik schrijf voor een ieder. Daarnaast wil ik een ieder en alles die mij frappeert, verwondert of inspireert belichten. Wie ogen heeft, die kijke mee.

Een fantastische bijkomstigheid van de Google-ads is dat je als ‘uitgever’ de prestatie van je weblog minutieus kan bijhouden via zelf in te stellen ‘Adsense-kanalen’. In je rekeningoverzicht krijg je per pagina statistieken, met daarin het aantal paginaweergaven (hits), en de advertentieopbrengsten worden gecategoriseerd in ‘page-CTR’ (‘ClickTroughRate’) en de ‘page-ECPM’ (effective cost per thousand impressions). Het is net je eigen mini-beursnoteringen, waarop je een strategie kan loslaten. Zoals in het ‘Adsense Helpcentrum’ staat: ‘De kanalen verschaffen u het inzicht dat nodig is om de prestaties van uw site te optimaliseren.’

Ik heb geen wiskundeknobbel en in basisrekenen was ik altijd een ramp, maar voor het eerst in mijn leven voel ik dat in mij de ondernemingsgeest gewekt wordt. Tellend vanaf 15 maart heeft mij weblog magische grens 3.000 paginaweergaven ruimschoots gepasseerd. En iets zegt me: die 5,51 Google-dollars die nu op mijn rekening geboekt staan, zijn de eerste van vele die ik via de adsense-kanalen zal traceren.

zaterdag 17 maart 2007

Not For Granted


‘Mijn hedonisme nam met zich mee dat ik me geheel overleverde aan iets of geheel niet. Het is ultiem of niets’

Toen ik in april-mei vorig jaar met mijn gezin hier op vakantie was, moest ik er niet aandenken weer in Nederland te wonen. Het idee alleen al deprimeerde me. Nu voel ik me zo’n geluksvogel dat het voorlopig gemis van mijn jonge gezin, dat ik onverhoeds moest achterlaten in het Zuid-Amerikaanse rumoer, draaglijk is.

“Je zal wel de warmte van Suriname missen”, sprak mijn buurman mij aan op straat. Toen ik vertelde dat ik met evenvolle teugen geniet van de ‘kurende’ kou, zei hij: “Je bent een hedonist.” Een ‘levensgenieter’, lichtte hij toe.

Ik voelde me gevleid. Maar toen ik online in Wikepedia dook, leek het alsof een aartsengel mij op het spoor had gezet naar het antwoord wie ik werkelijk was. ‘Iemand die streeft naar de bevrediging van zijn zinnelijke verlangens’, las ik. ‘Een genotzoeker.’ Een treffende maar ook confronterende beschrijving. Want het was ontaard in excessief drugsgebruik, wat weer versterkend had gewerkt op mijn wellustdrang.

Naarmate ik meer las, werd de spiegeling almaar pijnlijker. ‘Het kan gepaard gaan met óf psychologisch óf ethisch egoïsme. Een constant bezwaar daarbij is dat waar de één plezier vindt, de ander pijn kan ervaren.’

Toch had ik deze conclusie al enkele jaren geleden voor mezelf getrokken. Ik was toen voor een maand naar het Surinaamse binnenland gepost door vrienden, om zo los te komen van mijn eerste verslavingsperiode. Na veertig jaar – zolang doolde Mozes trouwens met het Israëlische volk door de woestijn – moest ik inzien dat ik door mijn ongekend grote ego menigeen die ik liefhad, of meende lief te hebben, veel pijn had gedaan. Niet fraai als je jezelf ‘sociaal bewogen’ en ‘geëngageerd’ vind.

Terug in Paramaribo formuleerde ik innerlijk: ‘Het wordt tijd dat ik me écht dienstbaar ga stellen aan het leven, anders geeft God het met me op.’ Dit is wat genoemd wordt ‘influistering van de Heilige Geest’, kwam ik later tot inzicht.

Niet lang daarna stapte ik in het huwelijksbootje, als ‘commitment’ aan het leven en in ‘verbond met God’. Maar die had kennelijk nog een zeer zuur appeltje met me te schillen. Berouw mooi, maar niet zonder boetedoening. Ik stapte – zag ik pas achteraf – tegelijk in een dubbele generatiekloof (gezien Gabriëlles jeugdige leeftijd van negentien), een cultuurkloof én klassenkloof. Gezien dat laatste was ik al dan niet onbewust toch te vrijblijvend ingestapt. Ik dacht dat mijn vrouw zo blij zou zijn met mijn handreiking naar economische voorspoed, dat ze mij vooral ‘mijn gang’ zou laten gaan. Maar binnen een verbond met God is niets vrijblijvend.

Mijn hedonisme nam met zich mee dat ik me geheel overleverde aan iets of geheel niet. Het is ultiem of niets. Reden waarom ik menig droomrelatie op de klippen liet lopen. Tegenover de moeder van mijn eerste kind biechtte ik op dat ik ‘elke seconde’ wakker lag van het idee, dat haar “vagina de laatste is voor de rest van mijn leven”.

“Ach, wat kan mij het schelen hoe lang onze relatie duurt”, bitste ze met vonkende ogen. “Maar ga ervoor zolang het duurt!”

En gelijk had ze. Het gekke is dat ik op professioneel gebied wel het uiterste van anderen verg en verwacht. Daarom moest ik enkele jaren geleden al eerder het veld ruimen bij de Ware Tijd, omdat ik te ‘arrogant’, ‘bot’ en ‘tactloos’ was. En dat in een land van de lange-tenen-mentaliteit.

Eigenlijk tekende ik mijn creatieve doodvonnis, toen ik in 2005 een tweede huwelijk aanging met de Ware Tijd, waar ik ‘chef Binnenland’ werd. Tegelijkertijd overtrad ik een eigen principe: ‘Ik keer nooit terug naar een oude liefde’. Dit flitste zeker door mijn hoofd. “Al beweren ze dat je ‘lullen’ met drie l’en schrijft, dan druk ik het af”, zei ik nog tegen vrienden over mijn voornemen het te laten slagen.

Goed bedoeld maar toch een vorm van vrijblijvendheid. Ik moest qua creativiteit en ambities zoveel inleveren, dat ik een langzame hersendood onderging.

Toen ik me dat realiseerde, zat ik alweer stevig cocaïne te roken. Uit maatschappelijke verveling.

Ik heb altijd gedacht dat zoiets alleen hangjongeren kon overkomen en niet een stafmedewerker van het invloedrijkste medium van Suriname – hoe kleinschalig ook. Bovendien was ik als remigrant trots op deze persoonlijke doorbraak in mijn geboorteland.

Na bijna tien jaar dacht ik dat er niet veel meer mis kon gaan. Maar het werd toch nog exit Suriname. Hoe je draait of keert: door mijn eigen vrijblijvendheid. Hoewel ik het ergens al zag aankomen, kon ik niet bevroeden dat het zo abrupt zou gaan door de zuigende en destructieve kracht van cocaïneroken.


* * *



Ik was nog maar amper in Amsterdam en het eerste wat hartsvriendin Mieke mij aanbood, was een fiets!


Los van de kou, was het me allemaal net iets te Hollands, te kaasschaferig. “Die ga je hard nodig hebben”, zei ze. Ik had ook zoiets van: wat moet ik met zo’n ding; ik ben gekomen voor ‘totaal herstel’. Ik neem wel een abonnement op het naadloze openbaar vervoer. Maar eenmaaal de tarieven onder ogen, smolt dat idee als sneeuw voor de zon.

En ik moet zeggen: Amsterdam is zo’n heerlijke fietsstad! Al die oneindige fietspaden. Zelfs naar mijn broertje Ruben, die in Amsterdam-Noord woont, fiets ik. Mijn fiets is type barrel. (Op de foto staat een stand-in.) Soms schoot de trapper door. Enkele dagen geleden was ik weer op weg naar Ruben. In een pittoresk gedeelte van het centrum schoot de ketting eraf, en kon ik niet meer remmen. Hoewel ik langzaam reed en er geen verkeer aankwam, was ik zeer aangeslagen. Had me net zo goed op een druk kruispunt kunnen gebeuren of op het moment dat een denderende tram aankwam.

Ik zette de fiets op zijn kop en alles bleek roestig. Een moertje zat los en daardoor ook de trapperas. De ketting was kurkdroog, wat de ontzetting had veroorzaakt. Dat de trapper af en toe doorschoot, was daarvan een voorbode. Ik zette de fiets op slot en ging verder met het openbaar vervoer.

De volgende dag kocht ik kruipolie en gereedschap. Ongelooflijk maar waar: de fiets rijdt nu als een gesmeerde trein; ik haal er veel meer rendement uit! Ik heb ook keurig een belletje bevestigd. De fiets heeft mij inmiddels voor honderden euro’s aan vervoerskosten bespaard. Maar omdat zij oud en roestig is en mij in de schoot geworpen, nam ik dat – zoals de Engelsen zeggen – for granted.

‘Mijn fiets’, zo voelde het aan, wilde mij op een belangrijk principe wijzen. Elke relatie – zelfs met een zesdehands barrel – behoeft onderhoud, voor behoud ervan. Ik had, nadat ik mijn door God in de schoot geworpen gezin bijna had verloren, inmiddels beter moeten weten. Dus vanaf nu: vrijheid, blijheid maar neem niets op de koop toe...

donderdag 15 maart 2007

zaterdag 10 maart 2007

Vingerwijzing & Huiselijk Geweld

Een vriend wees mij gisteravond op de site www.geenstijl.nl. Die zou ‘rauw en spraakmakend’ zijn. Ik surfte erheen, maar de site sprak mij niet aan. Wel viel mijn oog op: ‘Cabaretier Komproe opgepakt’.

Ik klik en lees: ‘De politie heeft donderdag in Purmerend cabaretier Howard Komproe opgepakt wegens mishandeling van zijn vriendin. Vanwege het incident kon de cabaretier de geplande voorstelling donderdagavond in Theater De Purmaryn niet geven.’

Is dit satire? vraag ik me lichtelijk met valse hoop af. Ik googlelen en de bittere nieuwsrealiteit was daar. ‘Cabaretier Komproe opgepakt voor mishandeling vriendin’, aldus een link naar de Telegraaf.

Nu heb ik op mijn blog een rubriek 'Nieuws onderons'. Wat te doen, want elk onderonsje geldt? Maar ja, ik heb mezelf in het verleden ook schuldig gemaakt aan wat heet ‘huiselijk geweld’. Nou haast ik me te zeggen dat ik niet behoor tot de categorie ‘je partner alle hoeken van de kamer laten zien’. Maar elke klap is te veel. En die lijn heeft de moeder van mijn eerste kind direct getrokken. Gelukkig maar, want eerlijk bezien was er sprake van een glijdende schaal.

‘Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om de wereld te behouden’, zei Christus. Toen ik deze tekst las tijdens mijn verblijf in de Stem, het christelijke opvangcentrum voor drugsverslaafden in het paradijselijke district Para, wist ik definitief dat ik met (bepaalde) ‘kritische’ journalistiek wilde stoppen. Immers, het is een vorm van oordelen zonder dat het doden aan de zeik zet. En als Christus niet is komen oordelen, wie ben ik?

In dat opzicht sta ik in het krijt bij Dino Bouterse, die nu acht jaar uitbromt. Mijn laatste grote klapper – om het maar zo te zeggen – was een artikel dat ik schreef over hem voor Nieuwe Revu, nadat hij op 13 juni 2003 in Curaçao was gearresteerd. Dino de drugsdief’, was de kop. Maar eerlijk gezegd, knaagde ergens in de verte het gevoel: ‘En, wat nu? Voel je je dapper? Dino is in de shit en je geeft hem nog even een behoorlijke trap na’. Met zo’n vader en zo’n jeugd is het begrijpelijk dat hij is, wie hij nu is. Bovendien ontbrak zijn weerwoord. Nou is het vrijwel onmogelijk als ‘kritische’ journalist bij de Bouterse-clan aan te kloppen voor weerwoord. Je komt gewoon niet binnen. Maar desondanks had ik een gewetensgrens bereikt.

Desondanks herschreef ik op verzoek het artikel in oktober 2004 voor de inmiddels ter ziele Paramaribo Post. Dit naar aanleiding van Dino's (tweede) strafzaak wegens illegale wapenhandel. Ik zette me over mijn gewetensbezwaren heen, omdat naar mijn mening Surinamers rechtstreeks mochten vernemen wat lokale justitiële topfunctionarissen over Dino te vertellen hadden. Bovendien wierp het enigzins licht op de persoon van Dino, die eeuwig in de schaduw van vader Desi opereerde. Alleen waren ze bij PP bang voor een proces wegens smaad en moest een vraagteken achter de kop en drugsdief nadrukkelijk tussen aanhalingstekens. Klik en lees: 'Dino "de drugsdief"?'


Op de site van de telegraaf springen de racisten als kannibalen erop en verslinden onze Komproe met huid en haar. Een reactie luidt: ‘Je kunt een aap wel uit de jungle halen, maar hoe haal je de jungle uit een aap?’. En de Telegraaf, de krant van ‘wakker Nederland’, laat het allemaal keurig onversneden staan! Klik en lees: de Telegraaf.

Vanmorgen, zaterdag, lees ik op NU.nl: ‘Komproe opgepakt na ruzie met vriendin’. Met deze objectieve kop kan ik leven. Ook heb ik een artikel van het Parool overgenomen. ‘Thuis meppen? Sleutels inleveren’. Met de bedoeling dat we elkaar niet nawijzen, maar er lering uittrekken, van welke cultuur we ook zijn, zowel man als vrouw. Net als drugs is agressie vernietigend voor een mens. Over het fysieke komen we betrekkelijk snel heen, maar de geestelijke wonden snijden vaak ongeneeslijk diep.

Extra tragisch voor Komproe is dat een geplande voorstelling niet kon doorgaan. Zie daar de ongewild grote maatschappelijke afgang en schade. Mijn advies aan Komproe en zijn vriendin – als tenminste de berichtgevingen kloppen: zet je niet steeds over ‘kleine’ fricties heen. Loop (voorlopig) weg van elkaar en ga beiden werken aan jezelf! (Ja: dat gevoel wat je steeds weer negeert.) Je ‘verliest’ dan slechts één ‘partner’, anders zoveel meer!

vrijdag 9 maart 2007

“Je Gaat Keihard Werken Kréng!”



Hé, heb jij ADHD? vroeg Jina, een kennis, aan mij.


Ze was met haar jongere zus op omabezoek bij Tante Friede, mijn bijna tachtigjarige pleegmoeder bij wie ik ben ingetrokken. Ook mijn pleegbroer Robert en een andere kennis waren er. “Weet je waarom ik het vraag. Je gedraagt je zo hyper; op alles heb je een opmerking”, lichtte zij toe.

We lachten erom, maar eigenlijk schoot ze in de roos. Eerlijk gezegd lachte ik als een boer met kiespijn. Niet eens vanwege de pijnlijkheid als wel de raakheid.
Katharina, mijn therapeute, heeft mij al plagend voor de voeten geworpen: “Ach jongen, jij bent gewoon een ADHD’ertje.” Afgelopen donderdag nog zei ze: “Kijk maar naar je weblog. Al die kleuren. En dan die teksten. Dan weer groot, dan weer wit, dan weer schuin. Ik word er zelf hyper van.” Gelukkig zei ze erbij: “Het is goed jongen; je weblog is de weerspiegeling van je ziel. En daar is niets mis mee.”
Voor mij is het extra frappant dat ik hier in Amsterdam, op weg naar ‘totaal herstel’, in verband word gebracht met ADHD. ‘Alle dagen heel druk’, heet het in de volksmond. “En dat is precies wat jij bent”, zegt Katharina.

Enkele jaren geleden, toen ik in opdracht Suriname’s eerste health- en lifestyleblad Informed opzette, ging het hoofdartikel over kinderen met ADHD. Ik had er nog nooit van gehoord. Een van de medewerksters had een zoon met ADHD. Toen ik de over symptomen van deze kinderen las, herkende ik het kind in mezelf in hun impulsieve gedrag. Oké, ik zat niet continue te stuiteren op mijn stoel. Ik stak niet zomaar over zonder uit te kijken. Evenmin gaf ik zomaar iemand ineens een klap in het gezicht. Maar ik was wel altijd haantje de voorste en tergde mijn omgeving tot op het bot. We waren nog maar net in Nederland – ik zat in de eerste klas – toen mijn moeder vertelde wat ze op ouderavond over mij had gehoord. “Iwan zuigt je het bloed onder de nagels vandaan”, had mijn juf gezegd. Ik wist niet precies wat het inhield. Wel zag ik bloeddoorlopen nagels voor me en door de vochtige ogen van moeder, besefte ik dat ik iets verschrikkelijks deed. Zonder opzet.

In 2004 werd ik vanuit Paramaribo columnist voor de Haagsche Courant. Bij onderlinge correspondentie spraken wij kort van ‘HC’. Toen de krant een jaar later werd ingelijfd door het Algemeen Dagblad – en sindsdien AD/Haagsche Courant heet – korte ik het af met ADHC. “Nog één stap verder in het alfabet en we hebben ADHD”, e-mailde ik jolig aan de gestreste redactie die gebukt ging onder de reorganisatie vol onzekerheden.

Dus je kunt je voorstellen dat mijn therapeute het wel lacherig afdeed, maar dat het voor mij met terugwerkende kracht een teken aan de wand is. En nu ineens die vraag van Jina. “Heb jij ADHD?” Shit! Oef!
Een week eerder verweet een schoonzus mij dat ik “nooit aan een ander vroeg hoe het met die ging” en dat ik het “alleen maar” over mezelf heb. Ook al zo pijnlijk en waar.
Op weg naar de bus, besprak ik dit met mijn boomgrote broertje Ruben. En meteen haalde hij een voorbeeld aan van een vroegere collega, die het alleen maar over zichzelf kon hebben.
“Hij bleek achteraf een ernstige mate van ADHD te hebben”, zei Ruben. Toen ik hem vertelde over de plagerij van mijn therapeute, schrok hij zichtbaar. “Nee, jij hebt geen ADHD”, probeerde hij lieflijk te verzachten, maar ik zag in zijn ogen lichte vertwijfeling.
Maar het maakte me niet uit; sindsdien hou ik er ernstig rekening mee. Niet dat ik het dramatisch vind, maar ik ben iemand die liever niets wegstopt. Ik geloof heilig in uithangen van de vuile was. Vandaar ook deze weblog. Sommigen vinden het dapper en ‘openhartig’. Ik zie het als ordinair lijfsbehoud.


* * *

Toen ik in september na mijn eerste ‘flash’ door het cocaïneroken een twee kilometer lange bad trip in slechts mijn onderbroek maakte door Paramaribo en uiteindelijk op het politiebureau was beland, vroegen agenten steeds op verwijtende toon: “Bent u zo van huis gekomen?” En: "Waar zijn uw kleren? Zo van: schaamt u zich niet meneer de ‘bekende journalist’. Op gegeven moment zei ik: “Agent, ik ben alleen maar blij dat ik levend bij u hier op het bureau ben aangekomen.”
En ik meende het uit het diepste van mijn hart. Voor hetzelfde geld was ik de volgende dag voorpaginanieuws:
‘Journalist Iwan Brave gooit zich voor vrachtwagen’.
Ik heb gevochten voor mijn leven. Het was alsof ik door een donkere tunnel ging. Elke keer als ik koplampen zag, zoog het licht me als een kwade zwaartekracht naar de weg. “Niet oversteken, niet oversteken…”, zei ik elke keer tegen mezelf. Dank zij eerdere bad trips met LSD in Amsterdam, wist ik het wilde zilveren cocaïnepaard enigszins te temperen. In elk geval zaten mijn benen en knieën vol schrammen en pittige schaafwonden van al die valpartijen. Ik heb daarna een dag niet kunnen lopen of staan van de (spier)pijnen.

“Jouw geest kent alleen maar de hel en de hemel” , zei Katharina over mijn pieken-en-dalen-mentaliteit. Au, dat was ook een vlijmscherpe dart in de roos. Mijn lieve Tante Friede, die vroeger mijn leerkracht was op de MAVO en zich over mij had ontfermd nadat ik als vijftienjarige van huis was weggelopen, zegt mijn leven lang al: “Bij jou is het himmelhoch jauzchend oder zum Tode betrübt.”
Ja ja, mijn pleegmoeder – Surinaamse in hart en nieren – is niet het prototype erudiete academica, maar zij heeft een natuurlijk talent voor haarscherpe analyses die ze met een paar woorden neerzet. Freud zou naast haar van minderwaardigheid zijn vlucht in de coke hebben gezocht.
“Je bent een promotor”, zegt Katharina. “Dat is op zich goed, alleen moet je even met beide benen op aarde komen. Je klaagt wel over je vrouw, maar jouw geest kent geen grenzen. Die wil alleen maar feesten en meer en meer. Ook daarom ben je aan de drugs gegaan.”
Frappant is ook dat ik al jaren met trots mijn pieken en dalen vergeleek met een hartbewakingsmonitor. Zolang dat lijntje op en neer bliept, is er sprake van leven. Anders heb je een ‘flatliner’, wat betekent dat de patiënt op de operatietafel is overleden. Maar dit keer kwam ik er niet mee weg.
“Maar jij hebt van scherpe punten; van die uitschieters”, zei Katharina snedig. “We gaan er relaxte golfbewegingen van maken”, golfde ze met haar wijsvinger en benadrukte ‘relaxte’ op warme, zwoele toon.
Ik was een beetje opgelucht dat mijn flatline-theorie enigszins overeind bleef, maar realiseerde dat er heel wat werk aan de winkel is. Haar therapie voor ‘traumaverwerking houdt in dat ik mezelf helemaal ga ‘heropvoeden’. Te beginnen vanaf in de baarmoeder tot mijn huidige leeftijd. “We gaan alle rottigheid uit je halen, zodat je niet meer wil roken,” zei Katharina alles behalve zweverig tijdens het intakegesprek. “Je gaat keihard werken kreng!”
Een duizendste van een seconde overwoog ik te vluchten voor de realiteit. Maar die luidt – naar het liedje van Jenny Arean en Frans Halsema: ‘Vluchten kan niet meer, ik zou niet weten hoe… Hoe ver moet je gaan?’

maandag 5 maart 2007

Postbusvader & Mosterdzaadje


Ik wil réchtstreeks en communiceren. En wens door niets of niemand te worden afgeremd.

Ik heet u allen welkom op mijn blogspot. Na een ‘Revolutie Preview’ is gebleken dat hij voorziet in een behoefte. Al was het maar mijn eigen. Ik wil réchtstreeks en nú communiceren met de wereld. En als ik 100 kan gaan, dan wens ik door niets of door niemand tot minder te worden afgeremd.

Een mooi streven als je er alleen voor staat. Ik draag echter nu de verantwoordelijkheid voor een gezin, dus nog eens drie monden en even zoveel toekomsten. Hierdoor ben ik eindelijk in staat te doen wat de I Tjing aanbeveelt: 'Soms moet je twee schreden terug doen om de grote sprong voorwaarts te kunnen maken'.

Bovendien moet ik er ook als een rots in de branding staan, als ik Sunshine – mijn eerste kind – weer zal ontmoeten.

Na vier jaar zit haar moeder nog steeds op de stoel van God en de rechter. Althans, in die waan verkeert zij. Maar ja, ik had ook mijn handjes thuis moeten houden. Dus wijt ik het volledig aan mezelf.

Maar helaas verwarren veel moeders het streven hun kind een ‘veilig thuishaven’ te bieden, nog te veel met de verbittering over hun shattered dreams.
En hiervoor boeten heel wat vaders. Maar ik heb al enkele jaren geleden besloten: ‘Er komt niets meer tussen mij en mijn Sunshine, want dat is God gegeven.’

Voorlopig ben ik vooralsnog een postbusvader. Mijn enige doel dat ik nu voor ogen heb, is werken aan een solide basis voor mijn gezin én Sunshine. Maar na mijn diepe afglijden, wil ik ook vooral niet dat mijn gang naar succes nog langer onnodig wordt afgesneden dan wel vertraagd. En succes is:je din
g doen! Zonder gelul om je heen. En Suriname gaat gebukt onder te veel gelul. Want wees eerlijk: hoe kan je als zeventiende rijkste land qua natuurlijke hulpbronnen, met nog geen half miljoen zielen, zo verpieteren. Ik haast mij te zeggen: zonder mijn geboorteland was ik niet die vakman geworden die ik nu ben. Ik ben dan ook niet weggevlucht, maar gewoon even mijn ding gaan doen. “A man gotta do what he gotta to do”, zegt Dirty Harry.


* * *


“Geef toe, je bent diep gevallen”, zei mijn ‘partner in crime’, met wie ik lustig erop los rookte in Paramaribo.


Toen ik hem zei dat ik mijn verslaving bespreekbaar zou maken, zei hij: “Dan kan je het wel vergeten in Suriname.”Maar hij heeft het mis. Wie zijn ‘schande’ verdekt – volkskwaal nummer één – is voorgoed verloren.
En menige Surinamer weet waarover ik het heb. Toen ik op een dag tegen mijn baas van de Ware Tijd zei: “Steve, ik ben verslaafd geraakt aan cocaïneroken, ik kan niet meer”, donderde de boel alsnog als een roetsjbaan naar beneden – met gezin erin. Maar ik wist altijd dat God ons zou opvangen.

Nu wij elkaar weer ontmoeten op deze weblog, is het maar de vraag of ik ‘diep’ ben gevallen. Well; I’am sitting again on top of the world! En dit keer vastberaden er te blijven. Te beginnen met het kleine te waarderen. Mijn weblog, mijn eigen podium.

Nadat Jezus de duivel had verdreven uit een maanzieke jongen, vroegen zijn discipelen waarom het hen niet gelukt was. Toen antwoordde Hij: “Vanwege uw klein geloof. Want voorwaar, Ik zeg u, indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn.”

En zo is het maar net. Mijn weblog is mijn mosterdzaadje dat ik bij deze officieel zaai! Powered by Blogger! Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! Maar ik kan het ook niet zonder u de lezer, waar het allemaal uiteindelijk omdraait. Dus mijn verzoek is: SPREAD MY WEB! Veel leesgenot!

zondag 4 maart 2007

“Luctor Et Emergo!”


God ís machtig. Ik kan dit beamen. Nog geen twee maanden geleden doolde ik ontredderd door de grimmige drugsscene van Paramaribo.

Vandaag zit ik hoog en droog op een vierde verdieping in het chique Amsterdam-Zuid, waar ik clean en met wijds perspectief bouw aan mijn weblog. Hier volgt een passage uit de brand-email die mijn broertje Ruben in september aan zijn advocaat stuurde met de hoop zijn elf jaar oudere broer, ‘desnoods tegen zijn wil’, uit Suriname te halen.


“Geachte mr. R.,
...Mijn broer, de Nederlandse journalist Iwan Brave, is in Suriname verslaafd geraakt aan cocaïne/crack en verkeert in levensbedreigende situatie. Uit berichten van zijn vrouw en onze moeder (die beiden in Suriname woonachtig zijn) blijkt dat Iwan Brave, zeer verslaafd is, geheel aan het ontsporen is en hardhandig met de Surinaamse politie in aanraking is gekomen. Hierbij is geconstateerd dat hij in verwarde toestand was en suïcidale neigingen heeft...”


Van die suïcidale neigingen is niet juist. Zal ik in de loop van tijd verduidelijken. Desondanks is deze passage zeer confronterend, want als verslaafde ervaar je je kick als bevrijdend. Maar er zijn inderdaad momenten dat je worstelt met duistere machten en qua beelden à la Rings of the Lords verwikkeld bent in een strijd tussen goede en kwade krachten. Met jezelf als vliedend middelpunt. De elementen zijn moeilijk te kwalificeren. Je weet niet wat goed is en wat kwaad; niet wie door het licht is gezonden en wie handlanger van de duisternis. In aardse taal noemen ze deze strijd ‘psychose’. Desondanks is hij reëel. Geloof me.

Wit betekent niet per se een teken van God en evenmin geldt dat andersom voor zwart. De duistere engel maakt daarvan listig gebruik om je voortdurend op het verkeerde spoor te zetten, en gaat ervan uit dat je wegrent voor het angstaanjagende zodat je alsnog toevlucht neemt tot zijn onderwereld. Maar God wil juist dat je die strijd – hoe angstaanjagend ook – aangaat en voorgoed beslecht. En dat kan alleen als je doorzet en je je volledig aan Hem overlevert. Dus aan je zelfvertrouwen.

De kwade engel toont iets glinsterend en als je je daaraan vastklampt, kan dat je definitieve ondergang betekenen of op zijn minst nog dieper wegzakken. Des te moeilijker het wordt eruit te klauteren. Ik was diep verdwenen in mijn ‘spelonken van het onderbewustzijn’ – zoals virtuoos scribent René Zwaap ooit schreef in een artikel voor de Groene Amsterdammer over XTC en LSD, dat ik las voor mijn remigratie tien jaar geleden.

Bij tijd en wijle was het er morbide, aardedonker en pervers. Daar zag ik ook waar anderen uit angst en paniek nog dieper in hun psychose wegvluchten en uiteindelijk voorgoed verdwalen. Ondanks mijn doodsangsten bleef ik kalm. Werd het echt te erg, dan zei ik hardop: “Heer, ik verlaat mij op U; al wat U doet is goed.”

Ik besefte dat ik terug omhoog móest klauteren en gaan werken aan innerlijke opschoning. En als God merkt dat je dat oprecht wil, dan zet hij je ‘hell race’ om in een ‘heavenly race’ – way to go!

Maar de strijd terug is zwaar, vol gevaren en valkuilen, want sluimerende kwade krachten komen ineens tot leven en zetten alles op alles om je te tacklen. Wie, wat en waar ze zijn, weet je niet. Doet er ook niet toe. Als je maar alert bent op hun aanwezigheid. En: angst is het grootste kwaad!


* * *


Ik ben ingetrokken bij mijn bijna 80-jarige pleegmoeder Tante Friede - (klik voor kennismaking). Ze lijdt aan Alzheimer en haar geheugen verliest ze soms met het uur. Tante ‘Friedchen’ – zoals ik haar liefkozend noem – heeft zes kinderen: vier zonen, twee dochters. Elke dag komt een van ze langs om eten voor haar te brengen. Afgelopen vrijdag was de beurt van mijn pleegzus Mariëtte, die tevens haar 54ste verjaardag vierde. Zus, gefeliciteerd!

Dus waren alle kinderen en echtgenoten aanwezig. Ook gaven een kleindochter en een achterkleinzoontje acte de presence.

Op een gegeven moment hoorde ik iemand moeizaam klauteren op de hoge trap, die in één keer – met tussenplat – naar de tweede etage leidt. “Wie komt daar als een bejaarde aangestrompeld”, flapte ik eruit. Toen ik mijn hoofd over de balustrade stak, zag ik Hilly, mijn oudste pleegzus. Ze kreeg twee jaar geleden een hartinfarct. Nu pas werd ik pijnlijk ermee geconfronteerd. Maar Hilly keek, vasthoudend aan de leuning, fier omhoog en zei gemeend opmonterend: “Luctor et emergo!”

Ik kende dat. “Wat betekent dat ook al weer?” vroeg ik, haar opkomst niet eens geheel afwachtend. “Ik worstel en kom boven”, zei ze. “Hé, die ik ga ik op mijn weblog voeren.”

Vanmorgen, zondag, ging ik googlelen om mijn geheugen op te frissen. Provincie Zeeland voert dit in zijn wapen. ‘Den Zeelandstschen Leeuw, die worstelt ende climt op uyt den water’, luidt de toelichting. Al jaren geleden, toen ik in Suriname werkte aan een idee voor nieuw blad, was ik hierop gestuit. Ik geloof niet in toeval. Lees : “Toeval bestaat niet”. Het is de Almachtige die voor ons allen een ingenieus en fijnmazig plan heeft. Mits we er oog en oor voor hebben. “Naar je ziel luisteren”, zoals Katharina, mijn therapeute voor ‘traumaverwerking’, het stelt.

En wat me helemaal verwondert, zijn al die kosmische interconnecties in dat plan. De Zeelanders veroverden op 25 februari 1667 Fort Willoughby in Paramaribo op de Engelsen, onder aanvoering van Abraham Crijnsen die het omdoopte tot ‘Fort Zeelandia’. Dus op de kop af 340 jaar geleden! In Fort Zeelandia heeft veel (Surinaams) bloed gevloeid en zijn heel wat mensen gemarteld. Laatstelijk nog op 8 en 9 december 1982, tijdens de militaire dictatuur. Dus Bouterse wist willens en wetens waaraan hij begon. Ook zijn coup pleegde hij op 25 februari en de decembermoorden zijn dit jaar 15 jaar geleden!

In de bijbel lezen we over allerlei wonderbaarlijke tekenen, met het weemoedig gevoel van jammer dat we er niet bij waren. Want zien is geloven. Maar nog dagelijks vinden
wonderbaarlijke tekenen plaats. In kleine details. Alleen hebben we, verblind in deze vermaterialiseerde wereld, geen oog voor ze. Dus wie ogen heeft, die kijke! Ik weet nu al dat 'toevalligheden' een rode draad zullen vormen in mijn weblog.

Wat eraan vooraf ging

*iwanbrave=brainwave* Hij vertrok in 1996 als gefrustreerde ex-Het Parool-journalist naar Paramaribo, Suriname voor zijn doorbraak. Hij columnistte 3 jaar voor de Volkskrant, schreef voor de Groene Amsterdammer, werd correspondent van RTL4-nieuws, presenteerde voor ABC Radio van de legendarische Johnny Kamperveen. In 1998 verscheen zijn bundel 'Enkele Reis Paramaribo'. Hij ging een tweede mislukt huwelijk aan met het Parool. Hij legde de bouw van de twee megabruggen - totaal 3 km - vast voor Ballast Nedam. Was medegrondlegger van PIT, Paramaribo Post, Informed, gaf zijn krachten aan United Business Magazine, hoereerde bij Future Radio, flirte met The Times of Suriname, had een haat-liefde verhouding met De West. Werd uiteindelijk chef Binnenland/Economie en politiek redacteur van de Ware Tijd en columnistte voor - last but not least - AD/Haagsche Courant. Totdat hij compleet op was en versplinterd. Oh ja: hij trouwde - na ettelijke relaties en avontuurtjes - ook nog tussendoor AIDSVRIJ met een 19-jarige Aucaanse. Heeft drie kinderen- van wie twee biologisch en twee wettelijk. Al zijn nazaat heeft als geboorteplaats 'Paramaribo'. Niet slecht voor een "EURO-NEGER"! Laatstelijk gesignaleerd in de drugsscene van Paramaribo. Broodmager. Hij vluchtte uit het Psychiatrisch Centrum Suriname - wie zou dat niet hebben gedaan - en liep weg bij het christelijk opvangcentrum voor drugsverslaafden De Stem. Linea recta naar Amsterdam. Voor 'totaal herstel'. Voorlopig zonder zijn gezin.
Powered By Blogger

Klik tips voor optimaal leesplezier!

Klik op: 'Ouder(e)' berichten voor volgend(e) van latere datum. Viceversa voor 'Nieuwer(e)'. Klik op: titel boven elk verhaal (of in "Blogarchief") voor zichtbaarmaken reacties. Klik op 'Startpagina' voor herstel van pagina zonder reacties.