WELKOM, BESTE NIEUWKOMER Lees - voor de goede sfeer - eerst de proloog (rechts) en daarna de februari-verhalen 1 t/m 4 op nummerieke volgorde. Klik in 'blogarchief' op 'februari'. SCROLL NAAR BENEDEN en lees ook: 'Wat eraan vooraf ging'. WEES DAARNA EEN LEESKNIKKER!
Powered By Blogger

maandag 26 februari 2007

"Toeval Bestaat Niet"

foto://Mariëtte Huisden

Dat is niet alleen mijn stelling, maar ook mijn overtuiging. Toevallig.


De officiële lancering van my blog - interessant hè? – is op 1 maart aanstaande. Deze datum staat vermeld in het lanceringsartikel 'Bloot met die billen! als proloog'.

Maar de postdatum erboven rept van 'zondag, 25 februari 2007'. Dus de dag dat ik hem op mijn weblog ‘postte’. -klik hier en zie- Dat betekent - realiseer ik me pas de volgende ochtend - dat ik kosmisch met de billen bloot ben gegaan op de dag van de REVOLUTIE van SURINAME. En ik ben ook nog eens een zondagskind. Dit kan géén toeval zijn. Vandaar deze spontane ‘REVOLUTIE PREVIEW’. Ja, hoe kom je erop?

De revolutiegeest waart nu door het Surinaamse spectrum van de kosmos. Hm, klinkt verdomd interessant. Zal later eens opzoeken of het ook kan. U weet, de efficiënte journalist roept eerst en verifieert vervolgens. Dat snappen lui als Desi Bouterse niet, terwijl militairen ook heel doelmatig ingesteld zijn. Befehl ist befehl. Wel, wij journalisten zeggen: drang ist drang. Het is of zíj of wíj. Wie dit laatste niet begrijpt, duikt maar even in het STVS-archief. Althans, wat ervan is overgebleven sinds Bouta's coup. De plank misslaan doen we allemaal. Maar de spijker op de kop slaan is voor weinigen weggelegd. Staat ook in de bijbel: velen zullen geroepen zijn, maar weinigen uitverkoren. Maar dat is toevallig.

Er wordt weleens gekscherend gezegd: “De revo van Bouta.” Opgedrongen of niet, we moeten alle revoluties geschiedkundig respecteren en herdenken. Wel moeten we schending van mensenrechten altijd verwerpen. Noem het maar gemakshalve ‘objectief’. Dus ik zou het terecht vinden dat er in Paramaribo een ‘Plein van 25 Februari’ komt, voor herdenking en bezinning. Laten we eerlijk zijn; veel Surinamers hebben langs de kant staan juichen, aanvankelijk. Bovendien hebben we ook vaak op het koloniale Oranje- en Gouverneursplein staan juichen.

Je mag natuurlijk geen appels met peren vergelijken, maar ga dat uitleggen aan de verstoorde geesten van de slaven die onvrijwillig de oversteek hebben gemaakt. Op hun zweet en bloed drijft het huidige Suriname. Uiteraard ook op die van de contractarbeiders, maar die zijn uit vrije wil gekomen. Maar wat heet, als je op de vlucht gaat voor armoede en verdrukking. Ja mensen; het leven is niet zwart-wit. Ofwel geen tirotet.

Wellicht is het nog altijd wachten op de Ware Revolutie. Maar het lijkt mij dat als je zo pal onder de evenaar zit, de lente eeuwig op zich laat wachten. Wie weet levert de klimaatsverandering Suriname uiteindelijk toch iets op. Misschien kan een weerkundige dit bevestigen. Daarvoor is dit ‘Amsterdams venster’ bedoelt. Ik ga er gewoon zo vaak mogelijk een lekker stukje uit mijn nek lullen en wie weet haakt iemand in. Ik zal taalkundig zo zorgvuldig mogelijk zijn. Ruggenneukers, olifantenzifters - of was het kommasneukers? In elk geval; die zijn ook hasjstikke welkom. Iedereen is mijn eindredacteur. Ja Desi, dat is nog eens revocratie!

Door gestoei met mijn weblog ben ik inmiddels een gedreven beheerder van het duur klinkende ‘content management system’. Voor
een 'diploma' kan je hier bij mij om de hoek voor een paar duizend euro een eendaagse cursus volgen. Het is eigenlijk gewoon het type-Miep-diploma van deze cyber era. 'Webredacteuren' zijn veelgevraagd. Welnee, van Spiderman kijken ze hier niet meer op. In elk geval zitten bevlogen journalisten werkeloos thuis en bepalen leeghoofdigen het nieuws, omdat ze beschikken over “affiniteit met Internet als nieuwsbron”. Wie niet trouwens? DIKKE lul, drie bier. Allemaal gebakken lucht.

Bij de Volkskrant, het Parool, de Groene Amsterdammer, RTL4, Prométheus, Bert Bakker - allemaal kwaliteitspodia waarop ik heb gestaan – zitten ze niet te wachten - op een ‘geremigreerde Surinamer’ die effe terug is voor 'totaal herstel'. Geef ze ongelijk. Je bent hot or not! De Ware Tijd was bezorgd om mijn ‘maatschappelijk aanzien’. Ook werd betwijfeld of Suriname 'wel klaar' was om columns te lezen van een afkickende chef binnenland.

Enfin. Ik heb wat lijntjes uitgegooid, maar om nou te gaan zitten dobberstaren. Nee, dat niet. Wie bijt die bijt. Ondertussen creëer ik maar mijn eigen hotspot! "Je moet het ijzer beuken wanneer het heet is", zoals de Saramaccaan Frits van Troon, de internationaal vermaarde boomkenner van Suriname, zegt in een documentaire van IDS. De documentaire gaat 23 maart in première bij het KIT in Amsterdam. De wereldpremière was in december in Paramaribo bij het documentairefestival IDFA flies Tropics. Dus héét van de naald!

Mijn weblog moet je zien als een typisch Surinaams snackkarretje langs de weg. Het is wachten op de klanten en het goede leven die voorbijkomen. Daarom bloot ik mijn billen rechtstreeks tot jullie. ‘Powered by Blogger’. Wauw, dat noem ik nog eens een ware revolte. Jammer voor al die roddelbladen. HAP, BIJT of SMUL snel, want OP = OP!

Elk commentaar wordt gerespecteerd. Lang leve de Revocratie! By the way: dit is mijn enige scherpe foto waarop ik alleen sta. Niet omdat ik zo graag de lolbroek wil uithangen. Maar het lot bepaalt. En de credit is netjes vermeld. Op dit podium is copyright net zo’n groot goed als de onze van God verkregen “vrije wil”. En nu ga ik slapen. Ben al drie dagen op de been. Word je ook high van. En morgen weer op als een blije, verwachtingsvolle kleine jongen kijken hoeveel kikkervisjes in het net zitten– oh Katharina, mijn therapeute in ‘traumaverwerking’, zal vast hierover tevreden zijn!


zondag 25 februari 2007

1. Bloot Met Die Billen! - als proloog


foto://knoeipot-3.skynetblogs.be
emotionele knoeipot:
"Jeroen Bedankt"


(back to: 'Toeval bestaat niet')
AMSTERDAM, 1 MAART 2007

Mijn weblog had ik al enkele weken eerder willen lanceren. Maar hartsvriend en Volkskrantjournalist Jeroen Trommelen (wilde beslist niet met Knoeipotten op foto) oordeelde als 'testlezer' vanuit Waterland: “Best leuke stukken. Maar wat is het motief voor je weblog?”
Vrienden, kennissen en anderen op de hoogte houden, is het meest voor de hand liggende. Maar ben ik zo interessant? Ik kan moeilijk van mezelf zeggen: Iwán Brave is een begrip. Maar ‘niet geruisloos/roemloos’ van het schrijverspodium willen verdwijnen, klinkt net zo ijdel. Dat er geïnteresseerde lezers zijn, is zo goed als zeker. Dus ophouden van je marktwaarde, is ook legitiem (doch weinig geëngageerd).
Hoewel tal van motieven opborrelden, dompelde deze vraag mij weer in diepe overpeinzing. Want het gaat natuurlijk om dat ene essentiële motief, dat je uit angstpoeperij wegmoffelt. Ik bleef mezelf maar vragen naar het Grote Waarom? Dat krijg je als je erom heen draait, niet eerlijk en open bent! Dan ga je op zoek naar allerlei valide argumenten. Maar die blijven als oneigenlijk knagen. Omdat je die ene ware voor jezelf houdt, ga je gebukt onder zelftwijfel. Dus heb ik besloten dat ene motief prijs te geven zodat ík oprecht kan stellen dat mijn weblog werkelijke meerwaarde biedt. Dus bloot met die billen! Bovendien: verkoopt altijd - zie de vier... eh, tweeling op de foto. Je haantje gaat spontaan kraaien!

Totaal herstel
Ik ben in Amsterdam voor ‘totaal herstel’ van zwaar verslaafd zijn aan cocaïneroken. Aan de ‘blaka jonko’ – een mix met marihuana. Ik stak soms gerust zo’n twee tot drie gram coke per etmaal in de fik. Supergoedkoop die rommel in Paramaribo – wereldwijd de laagste prijs op die van producent Colombia na. Omgerekend vijf euro per gram, tegen vijftig in Amsterdam! Met geen mogelijkheid kon ik mijn lokale topsalaris in rook doen opgaan. Een overdosis bleef wonderbaarlijk uit.
Terwijl ik ogenschijnlijk nog volop functioneerde en 'maatschappelijk aanzien' had, gonsde onophoudelijk in mij: 'going down, going down'. Zoals destijds die El-Al-Boeing boven de Bijlmer. En ik nam een 21-jarige Aucaanse moeder, ons vijfjarig zoontje Daniël en zijn eenjarig zusje Heather-Leezza mee in mijn kamikazevlucht. Het duurde toch nog een jaar voordat ik ternauwernood een noodlanding inzette. Overal brokstukken. We hebben het overleefd. En dan niet eens zozeer vanwege mijn wilskracht.
Paradoxaal kon ik dankzij mijn ‘hoge tempo’ tijdig ontsnappen aan de vernietigende zuiging van een verslaving - ik had meervoudig dood kunnen zijn. Cocaïne is een jaloerse, compromisloze slet. Er is geen tussenweg. En de tol is eenvoudig te hoog: vernietiging van levens en talenten.

Vlucht per Midnight ExpressDe eerste verjaardag van ons Zwart Pareltje bracht ik – op medicatie van een politiebrigadier – ‘geestelijk gestoord’ door in het Psychiatrisch Centrum Suriname; een van satans vele kerkers, waaruit ik à la Midnight Express wist te vluchten.
De naam van de PCS-directeur spreek je uit als 'koeng-koeng'. Wel, het is me er een demonische beerput, met mensen als drekstof. Ik dank de Heer voor deze tijdige openbaring én participerende journalistiek in zuiverste vorm. Mijn devies is: als je toch diep in de shit gaat, geef je ogen dan goed de kost.
Met zestien man in één cel en zes stukken sponsmatras op een vloer, zo vies als die van de Centrale Markt, twee overvolle poepemmers, continue masturberende gekken en kwijlende, levende doden. Drievoudig achter slot en grendel, zonder wederhoor of recht om een advocaat te bellen.
Geen woorden voor zo'n grove schending van mensenrechten in je geboorteland. Ik had al veel gezien als journalist, maar na tien jaar voelde ik bijna letterlijk de schellen van mijn ogen vallen. Het was een aardse bekering.Na mijn geestelijke bevrijding door De Stem, een christelijke afkickcentrum voor drugsverslaafden, heb ik de PCS-directeur 'beloofd' dat ik ooit zou schrijven dat hij zijn instituut oneigenlijk leent als verlengstuk voor de overvolle, eveneens mensonterende Surinaamse politiecellen. En dit is slechts de 'proloog'.

Bureauklevers
De Surinaamse journaille kenmerkt zich door bureauklevers, die niet willen zweten en maatschappijschuw lijken - om maar het woord lui te vermijden. Dat terwijl het land gebukt gaat onder corruptie, politieke lamlendigheid, milieuvervuiling, seksueel kindermisbruik, tienerzwangerschappen, gewapende roofovervallen en de ghetto's ondergesneeuwd raken door witte poeder.
Over mijn machteloosheid dat ik het overgrote deel van de redactie met geen plamuurmes achter het bureau vandaan kreeg, zei ik als duurbetaalde en daardoor extra gefrustreerde 'chef binnenland' tegen mijn baas: "Je kan me maar beter ontslaan, want ik voel me net een dure Mercedes die niet rijdt." Niet dat ik het daarop afschuif, maar zeker reden extra stevig aan die duivelszoete Zwarte Hoer te lurken! Toen een collega mij, na openheid van zaken, poeslief bezorgd vroeg: "Waarom ben je eigenlijk gaan roken?", echode haar vraag Tommy & Jerry-achtig in mijn hoofd en floepte slechts een cynisch lachje van mijn mond.


Recht zo die gaat
Ik heb voor mezelf een duidelijke keus gemaakt. Mijn gezin. Ook is het leven te kostbaar en wonderlijk en het lichaam daadwerkelijk een tempel. Ik kies voor de weg ‘terug’. Het mag een lange zijn, maar beslist geen tussen- of omweg. Maar het zal niet lukken zonder hulp van anderen en zelfbespiegeling. Vandaar dat ik in Amsterdam ook heb aangeklopt bij zowel het Jellinek als een therapeute ‘voor traumaverwerking’.
Maar heb niet het trieste beeld van een rillende cold turkey. Integendeel. De zon en het leven lachen mij in deze Hollandse winter alweer volop toe. Michiel de Ruyter zou over mijn huidige koers zeggen: Recht zo die gaat. Maar storm loert buitengaats.

Verhoogd risico in Am*dam!
Na diepe overpeinzing – bedankt Jeroen – weet ik dat mijn weblog uiting is van geloof in mezelf, in zelfherstel. Met steun van de Almachtige en al het aardse. Met mijn weblog wil ik de velen die om mij geven - en anderen - betrekken bij mijn proces naar recuperatie in breedste zin. Als committment, maar ook als – voor wie het kan gebruiken – een hart onder de riem. Ik doe het ook voor mijn eeuwige vriend Alwin Plein, opdat zijn mentale en materiële investering in mij geen ijdele zal blijken.
“Maar mensen zullen je niet meer serieus nemen als je schrijft dat je in de Here bent!” aldus een bezorgde vriendin. Los van dat ik heel mijn leven nooit aan Hem heb getwijfeld, maakt het mij niet uit wat ‘ze’ van me denken. “Liever dat ze over je fiets lullen, dan dat ze over je lul fietsen”, zoals boezemvriend Pim de la Parra mij daaraan regelmatig herinnerde in het werelddorp Paramaribo. Alhoewel ik hier in Amsterdam – waar fietsers zich om God noch gebod bekommeren – op dit punt weer verhoogd risico loop.
Gabriëlle, mijn vrouw, zei laatst door de telefoon: “Ik wil dat Heathertje haar tweede verjaardag viert met haar vader erbij.” Mijn mooiste deadline ooit.

donderdag 8 februari 2007

2. Terug Uit De Hemel



...een retrospectie...

Paramaribo, augustus 1999




Er is weinig veranderd aan de Goede Verwachting, de zandweg waar ik als kleuter woonde. Er is nog steeds geen stromend water en de bewoners baden - net als toen - in het kanaal. Alles nog even groen en paradijselijk. De geluiden van vogels en krekels, en de doordringende geur van de kalebasplant overheersen. Wel is door de verder gelegen verkeersbrug - die er toen niet was - een lichte ruis hoorbaar. Door een overhangende, schaduwrijke haag loop ik naar achteren, waar een hindostaanse boer karbouwen hield. Een vlinder met tijgermotief dwarrelt voor me uit en muggen maken lustig gebruik van mijn aanwezigheid. Ik beland in een zonovergoten hof. Van de boerderij geen spoor meer, wel staan de drie mangobomen er nog. Ze zijn nu oud en hun stammen zijn bekleed met mos. Ondanks mijn herinneringen is het moeilijk voorstelbaar dat ik hier - waar de tijd heeft stilgestaan - ronddartelde. Ik verveelde me nooit. Karbouwen opjagen, vlijtige mieren observeren of de pas afsnijden. Vruchten plukken. Gillende nichtjes te hulp schieten als ze een slang zagen.

Ik was volmaakt gelukkig. Toch, toen mijn moeder op een dag vroeg wie er naar Nederland wilde, riep ik met mijn broers en zus in koor: Ikke! Wat Nederland precies inhield, wist ik niet. Ja, we moesten Nederlands praten, want dat was “beschaafd” en Suriname “is van Nederland”, leerde je. Op school zongen we liedjes over ijspret. Desondanks besefte ik niet dat het een land was. Voor mij was het een soort hemel, omdat het vliegtuig erheen ging. Bij tijd en wijle vloog er een heel hoog over, een witte streep trekkend door het blauw. Een hemel van waaruit je kon terugkeren, zoals onze lievelingsoom deed. Voor iedereen had hij cadeautjes bij zich. De hele buurt kwam hem bewonderen. Hij straalde trots. Zo leerden we dat Nederland iets begerenswaardigs was.


***

Terug bij de zandweg neem ik plaats onder een amandelboom tegenover ons vroegere familie-erf. Ik laat het verveloze huisje van mijn tante, die voor op het erf woonde, op mij inwerken. Uit een lichtblauw geverfd huis komt een creools tienermeisje nieuwsgierig vragen wie ik ben. Terwijl ik vertel dat ik hier vroeger heb gewoond, komt haar oma turend aangezet. Feilloos herkent ze me: “Ik ken dat gezicht; je bent een kind van Jette.”
Ze weet ook nog de namen van mijn oma, tantes en ooms. Ik vraag hoe het is om iedereen te hebben zien gaan.
“De kinderen van nu zijn heel anders”, antwoordt ze. “Als ik vroeger - ook al zou ik je moeder niet kennen - tegen je zou zeggen:
Als je ondeugend bent dan klap ik je, dan zou je hooguit brutaal kijken en doorlopen. Nu zeggen ze zulke dingen terug, zodat het beter is je oren dicht te houden.”
De vrouw spert veelbetekenend haar ogen open en vervolgt: “Het is nu hier een marihuana- en cocahol. De buurt heet de Goede Verwachting. Huh, zeg maar gerust: de Slechte Verwachting. Er is nu niets meer dat de mensen bindt.”
Ze vertelt dat ons erf lange tijd dichtbegroeid is geweest en dat jongemannen naieve meisjes naar de huizen “meenamen en verkrachtten”. Haar man maakte een einde aan deze praktijken door de boel te verdelgen en vervolgens open te kappen.



***


Ik wandel naar mijn oude school volgens de route die we vroeger liepen. Zo’n vijf kilometer. Een eindeloze afstand voor een kleuter. Bijna hollend moest ik de tred van mijn oudere broers bijhouden. De houtzagerij aan het begin van de zandweg is nog in bedrijf. Het ruikt er naar zoet, vers hout. De Chinees - aan de brede weg die nu niet meer dan een smalle verkeersader blijkt te zijn, en waar we voor luttele centen snoep kochten - is er niet meer.
Even ben ik het spoor bijster. Later blijkt dat ik de nog drukkere Latourweg moet oversteken. Dan herken ik de zandstraat met de smalle Bruynzeel-huizen. ‘Herman Jozefschool’ staat in het toegangshek gelast. De leerlingen zijn al weg, want het is de laatste dag voor de grote vakantie. De onderwijzers komen net uit vergadering. De L-vormige school staat erbij als een vervallen barak, die al jaren niet meer in gebruik is. De glazen shutters hebben plaatsgemaakt voor troosteloos dievenijzer, soms bestaand uit kapot gaas, opgevuld met rotte planken. Op de ooit witte speelplaats van schelpenzand woekert hoog, ongelijkmatig gras. De verweerde mangoboom in het midden heeft slappe, bruingele bladeren en is niet langer vruchtbaar.

“De kinderen staan in de pauze op de stoep langs de lokalen”, vertelt het schoolhoofd. “Door de slechte afwatering is de speelplaats te drassig om te maaien.”
De massieve koperen bel met houten handvat, waarmee het einde van pauzes en lessen werd ingeluid, wordt nog altijd gebruikt. Ik aanschouw het ding als een relikwie. Het zit vol kerven.
“Omdat meneer Dulder er met een hamertje op sloeg”, zegt een meester over het schoolhoofd uit mijn tijd.
“Hier heb ik het: Brave Iwan”, zegt een juffrouw die een oudleerlingenboek heeft opgedoken. In klassiek handschrift zijn de namen met rapportcijfers geschreven. Ik zat in klas 1a/b van 1969/70. Achter mijn naam prijken alleen maar zessen, ook voor ‘gedrag’ en ‘ijver’. Op de volgende bladzijde blijft het blanco achter mijn naam.
Toen was je er niet meer, zegt de juffrouw. Er gaat een lichte schok door me heen. Alsof ik ophield te bestaan. Zo was het eigenlijk ook. Maar nu ben ik terug. Terug uit de hemel.

Verschenen in de Volkskrant van 22 augustus 1999

3. Toch Wel Gewoon Nederlander?



-aMSTERDAm- "Slechts voor het hoogstnoodzakelijke ging ik de kou in"
-jANUARi 2007-


Mijn eerste weken zat ik vooral binnen. Slechts voor het hoogstnoodzakelijke ging ik de KOU in. Waar ik in Paramaribo het genot had van een luxe, blitse semi terreinwagen, doe ik het hier met een geleende, misschien wel zesdehands fiets. Ik weer de kou van mijn lijf met een lange katoenen onderbroek, wollen sokken, gevoerde handschoenen en een lichaamsverwarmend thermoshemd.

De kerstdagen waren vreedzaam en vreetzaam. Op de eerste heb ik gegeten bij mijn vrienden Franklin en Cindy. Zij is Amerikaanse. Ze zijn de ouders van mijn jeugdvriend Robert die ik al jaren niet meer heb gezien. Ik leerde ze kennen toen ze booming dertigers waren. Nu zijn ze behoedzame eindvijftigers, met alle opkomende pijntjes en ongemakjes, die de versnelling enkele tandjes lichter hebben afgesteld.

Samen met Frank’s dochter Sarah, haar man Raymond en Cindy’s broer Mike, die was overgekomen uit Zwitserland, hebben we een joekel van een kalkoen verorberd en doorgespoeld met veel rode wijn. Met als muziek de allerbeste jazz uit de jaren vijftig.
Kleine Sarah, die ik nog zo voor me zie toen ze vier was, is nu getrouwd, juriste en bewoog behoedzaam vanwege haar zwangere buik. Het was als een film waarbij de volgende scène begint met ‘Twintig jaar later’en dat bepaalde hoofdspelers met behulp van schmink en grijze haarverf zijn verouderd. Tegelijkertijd besef je dat jezelf nog maar hooguit drie zones van de doodskist bent verwijderd.

Tweede kerstdag heb ik doorgebracht bij mijn neef Glenn, die vroeger op de
Goede Verwachting in Paramaribo, een van mijn oudere neven was, en zijn gezin. Ook mijn nicht Cady, zijn zus die mij in Culemborg in 1970 leerde schaatsen zonder stoel, was erbij met drie pareltjes van zoontjes.
Glenns vrouw,
Jolanda, zorgde voor een ware catering met pom, bruine bonen met rijst, pastei, geroosterd varkensvlees, wildgevogelte en pasta. Alsof dat niet genoeg was, at je bijna je eigen vingers daarbij op.
Tijdens oud en nieuw was het weer nat en koudig. En al dat gevaarlijk rondvliegend vuurwerk was extra reden me maar geheel niet op straat te wagen.
Bovendien miste ik mijn kinderen te veel om uitbundig te kunnen vieren. Het falend gevoel van een vader die ze niet direct gelukkig nieuwjaar kon wensen, heb ik maar snel van me afgezet.

Hoewel niet zonnig, is het vandaag mild weer. Het is de vierde dag van het jaar en ik ben op weg naar de Vreemdelingendienst.
Ook Nederlanders die jaren uitgeschreven zijn geweest moeten tegenwoordig zich voor de eerste keer laten inschrijven bij de Vreemdelingenpolitie.
Op Surinaams gemak leg ik afstanden af, waarvan ik vroeger baalde om die te moeten fietsen. Bijna met medelijden kijk ik naar het gehaaste tempo van autochtone Nederlanders, die van dat fietsen een noodzakelijk kwaad maken. Sommigen mensen bewegen op zo’n ongelukkige wijze met hun lijf dat ze waggelend fietsende ganzen lijken. Heel wat Amsterdamse meiden zweten behoorlijk tussen hun benen door de dag.
Via de Postjesweg steek ik enkele kilometers door naar Slotervaart, waar tegenwoordig de Vreemdelingenpolitie verscholen gaat - kennelijk als onderdeel van het ontmoedigingsbeleid van minister Rita Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie.


“U bent toch wel gewoon Nederlander?” vraagt de exotisch getinte agente aan de balie van de Vreemdelingendienst als ik vertel dat ik kom voor inschrijving.
“Nou, het is maar de vraag of ik gewóón Nederlander ben”, antwoord ik grappend en uit mijn hart tegelijk.
In ‘wachtkamer 2’ zit van alles; blank, zwart, Nederlands, buitenlands. Toch is het betrekkelijk rustig. De wachtruimte is pico bello ingericht en de zetels zijn gerieflijk. De belastingcentjes worden goed besteed in Nederland. Naast mij zit een blond meisje zwijgzaam te zijn. Ze laat haar nummertje vallen. Als ik haar erop wijs, vraagt ze: “Eh?” met een accent en kijkt me niet helemaal begrijpend aan. Dus toch een allochtoon.
Even later komen twee vrouwen binnen, een blanke en een iets jongere, beeldschone zwarte met een koddig rond kontje. Beide stoten elk een kinderwagen met daarin een kind van gemengd bloed – ik maak daarop uit dat ze schoonfamilie zijn. De kinderen met hun licht karamelkleurtje, poezige ogen en grote donkerblonde krullen, doen me vertederd denken aan mijn eigen Sunshine, die ik al vier jaar niet meer heb gezien.

In de spreekkamer word ik ontvangen door een Aziatische vrouw. Ze heeft een sterk accent en haar Nederlands is niet zozeer gebrekkig maar het vloeit niet bepaald.
“Goedemorgen, ik kom mij laten inschrijven.”
Terwijl ik mijn spullen tevoorschijn haal, begint ze haar vragen af te vuren. “Heeft u wel een huurcontract, of een schriftelijke verklaring van de hoofdbewoner en diens legitimatie?” Op een toon van: zonder dat kan je het wel vergeten. Alsof ik de zoveelste economische vluchteling ben.
“Even geduld, als u even wacht heb ik alles voor u”, kap ik haar af en haal op mijn gemak alles tevoorschijn. Als ze na een korte inquisitie een en ander heeft ingevoerd, knerpt er uit de printer een uitgebreid uittreksel.
“Als alles klopt, kunt u dan onderop tekenen voor akkoord.”
Ik schrik toch wel even van Big Brother's kennis over mij. Er staat ook wie mijn moeder is en 'vader onbekend'. “O”, zeg ik verrast en denkend aan de aanvraag van mijn uitkering. “Kan ik daarvan een kopie krijgen?”
“Nee”, klinkt het kortaf. “Dit is alleen voor intern gebruik.” De vrouw kijkt me lichtelijk verontwaardigd aan. Voelt ze zich op haar plaatst gezet? Ze verwijst mij naar het Stadsdeelkantoor. “U kunt daar terecht; u bent al direct ingeschreven.”

Buiten zie ik de twee vrouwen net uit de lift komen. Terwijl ik mijn fietsslot openmaak, zeg ik tegen ze: “Vroeger was ik Surinamer, toen allochtoon en als ik naar Suriname vertrek moet ik me tien jaar lang melden als vreemdeling omdat ik daar Nederlander ben. Nu ben ik terug, moet ik me alsnog bij de Vreemdelingpolitie melden. Het komt nóóit meer goed met mij.” De vrouwen lachen hartelijk erom en duwen hun kinderwagens richting tram.
Bij het stadsdeelkantoor, dat eveneens hypermodern is ingericht, betaal ik maar liefst 14 euro voor een 'historisch uitreksel'. Oftewel voor dezelfde informatie die ik op de uitdraai zag van de Vreemdelingendienst. Maar ja, de belastingscentjes moeten ergens vandaan komen.

woensdag 7 februari 2007

4. Waar ben jij al die tijd geweest?

"Groetjes aan Allie, van Dennis"

Mijn nieuwe kick is wireless surfen over het internet.

In Paramaribo hadden we op de krant ook een snelle wirelessverbinding. Maar je kon er lokaal niet zoveel mee, omdat maar zo'n twee procent van de Surinaamse maatschappij - zeg maar - online is. Bovendien had je om de haverklap 'verstoppingen'.


Eindelijk laat ik mij, nu pijlsnel, meevoeren in de virtuele wereld van internet - die aan deze zijde van de wereld griezelig reëel is geworden - en geniet ik van lokale sites!


In het begin met toenemende verwondering downloadde ik in fracties van seconden complete talkshows en actualiteitenprogramma’s die zich zonder haperingen lieten bekijken. Het was al op de eerste dag na mijn aankomst toen mijn elf jaren jongere broertje Ruben – inmiddels een boom van een vent en een zeer gewilde ICT’er – langskwam, en meteen mijn laptop weerbaar maakte tegen allerlei ongewenste indringers. Ik zag nooit de noodzaak van een wachtwoord en ‘firewall’ voor mijn computer. Maar toen Ruben vertelde van een ontredderde klant die was opgelicht door een sekslijn, schrok ik me het leplazarus.
“Omdat die klant geen wachtwoord had op zijn computer konden ze via zijn telefoonmodem inbellen naar hun eigen sekslijn en kreeg hij aan het eind van de maand een rekening van duizenden euro’s”, verhelderde hij tot mijn verbeelding.

Het verbaast me overigens hooglijk hoeveel dienstverleners in Nederland nog uitsluitend via internet zaken willen doen. Innovatief, dat wel. Maar het gaat allemaal gecombineerd met peperdure ‘servicenummers’. Het labyrint van ‘keuzemenu’s’ waarin je terechtkomt, kost je een rib uit je lijf, met als nooduitgang: ‘tóets een hékje’. Vraag je bijvoorbeeld treininformatie op – via het internet gratis – dan betaal je 70 eurocent per minuut! Dus wie geen internet heeft, is goed zuur.

Had ik medelijden met de Surinaamse consument, inmiddels heb ik minstens zoveel met deNederlandse.

In Suriname word je tenminste transparant genaaid. Maar hier leven al die ‘bewuste’ consumenten met het idee-fixe dat ze alles nog zelf in de hand hebben. Vooral aanbieders van mobiele telefonie bedienen zich werkelijk van kunstgrepen en samenweefsels van verdichtsels zoals oplichting meesterlijk in het wetboek van strafrecht is verwoord. Ze verblinden je met 'belbundels', 'samenbelbundels', 'maak je eigen actie' en 'gratis toestel'.
Maar het zegt genoeg dat je met een ‘losse chip’ – het Surinaams koosnaampje voor sim-only – al gauw voor de helft minder belt. Je lost dat kreng gewoon af! Bovendien krijg je een toestel met allerlei multimediatoetertjes en belletjes, waardoor al snel je ‘belbundel’ (zinloos) op is en bel je tegen het peperdure ‘standaardtarief’ van zo’n 30 eurocent per minuut. Kassa! En mobiel bellen naar het buitenland is gelijk aan casinobezoek. Wat dat betreft mogen Surinamers in hun handjes knijpen met monopolist Telesur.
Gelukkig gaf mijn vrouw mij op het allerlaatste moment op luchthaven Zanderij mijn mobieltje. Compleet sufgesurft koos ik uiteindelijk voor sim-only. Het abonnement bestelde ik via internet: scheelde zogenaamd vijf euro met de winkelprijs. ‘Levering binnen twee werkdagen’, luidde het andere lokkertje. Maar na een week zag ik nog niets gebeuren.

“Ik kan niets voor u natrekken als u via internet heeft besteld. Daarom zijn de online-aanbiedingen ook voordeliger”, zei de vrouw van de klantenservice vriendelijk maar weinig klantvriendelijk.

Ze gaf een nummer van het postbedrijf. Daar zeiden ze dat het vanwege de feestdagen twee weken ging duren.Daarom besloot ik voor voorlopig maar een willekeurige prepaid-simkaart te kopen. Bij het postkantoor lokte in een glazen vitrine een aanbieding met: ‘Diréct bellen zonder registratie’.
“Ja, je kunt hier binnen al beginnen”, verzekerde de grijze en kalende verkoper met een joviaal Amsterdams accent en vroeg of ik een bon wilde.
“Voor alle zekerheid; voor het geval er een kink in de kabel is”, zei ik niet eens spitsvondig bedoeld.
“Haha”, schoot de verkoper in de lach. “Een kink in de kabel; dat kén helemaal niet met mobiele telefoon!”
Weer in de bus plaatste ik de simkaart in mijn mobieltje en toetste vanzelfsprekend vier nullen in als toegangscode. Ik kreeg een venijnig piepje. ‘Code error’. Na nog een vergeefse poging bekeek ik de verpakking goed en zag ineens: ‘Let op! Lees eerst de achterzijde’. Toen bleek dat je wel eerst de simkaart moest ‘activeren’ op het internet. Hoezo direct bellen?! Eerst activeren, komt op hetzelfde neer. Ik voelde me op zijn zachtst gezegd misleid en luchtte spontaan mijn hart tegenover een geblondeerde dame – type oude vrijster – die naast me zat.
“Waar ben jij al die tijd geweest?” vroeg ze hardop en keek me meesmuilend en medelijdend aan.
Ik barstte in het lachen uit. “Ik kom net terug uit Suriname na tien jaar.”
“Wat ben je in godsnaam hier in de kou komen doen?”
Toen ze naar de verpakking keek, pakte ze uit: “Dat zijn de grootste oplichters die je maar kan bedenken. Ik ken de directeur persoonlijk. Toen ik een keer problemen had met mijn internetverbinding en hem aan de lijn kreeg, zei hij: ‘Schat, dat los ik direct voor je op.’ Toen ik hem vroeg of dit klantenservice was of omdat ik hem persoonlijk kende, zei hij: ‘Het laatste’. Zo gaat dat dus hier”, besloot ze herkenbaar.
“Hé, zo gaat het ook in Suriname”, zei ik.
De vrouw had geen tijd om hierop in te gaan. “Dit is mijn halte.” Ze sprong op. Eenmaal buiten riep ze, terwijl de deuren dichtschoven: “Tot ziens en succes met de bureaucratie!” Alsof ze wilde zeggen: ‘Ook wat dat betreft ben je niet in het paradijs wedergekeerd’.
Ik vroeg me werkelijk af, of nou zojuist een waarschuwende engel naast me had gezeten.


Wat eraan vooraf ging

*iwanbrave=brainwave* Hij vertrok in 1996 als gefrustreerde ex-Het Parool-journalist naar Paramaribo, Suriname voor zijn doorbraak. Hij columnistte 3 jaar voor de Volkskrant, schreef voor de Groene Amsterdammer, werd correspondent van RTL4-nieuws, presenteerde voor ABC Radio van de legendarische Johnny Kamperveen. In 1998 verscheen zijn bundel 'Enkele Reis Paramaribo'. Hij ging een tweede mislukt huwelijk aan met het Parool. Hij legde de bouw van de twee megabruggen - totaal 3 km - vast voor Ballast Nedam. Was medegrondlegger van PIT, Paramaribo Post, Informed, gaf zijn krachten aan United Business Magazine, hoereerde bij Future Radio, flirte met The Times of Suriname, had een haat-liefde verhouding met De West. Werd uiteindelijk chef Binnenland/Economie en politiek redacteur van de Ware Tijd en columnistte voor - last but not least - AD/Haagsche Courant. Totdat hij compleet op was en versplinterd. Oh ja: hij trouwde - na ettelijke relaties en avontuurtjes - ook nog tussendoor AIDSVRIJ met een 19-jarige Aucaanse. Heeft drie kinderen- van wie twee biologisch en twee wettelijk. Al zijn nazaat heeft als geboorteplaats 'Paramaribo'. Niet slecht voor een "EURO-NEGER"! Laatstelijk gesignaleerd in de drugsscene van Paramaribo. Broodmager. Hij vluchtte uit het Psychiatrisch Centrum Suriname - wie zou dat niet hebben gedaan - en liep weg bij het christelijk opvangcentrum voor drugsverslaafden De Stem. Linea recta naar Amsterdam. Voor 'totaal herstel'. Voorlopig zonder zijn gezin.
Powered By Blogger

Klik tips voor optimaal leesplezier!

Klik op: 'Ouder(e)' berichten voor volgend(e) van latere datum. Viceversa voor 'Nieuwer(e)'. Klik op: titel boven elk verhaal (of in "Blogarchief") voor zichtbaarmaken reacties. Klik op 'Startpagina' voor herstel van pagina zonder reacties.