WELKOM, BESTE NIEUWKOMER Lees - voor de goede sfeer - eerst de proloog (rechts) en daarna de februari-verhalen 1 t/m 4 op nummerieke volgorde. Klik in 'blogarchief' op 'februari'. SCROLL NAAR BENEDEN en lees ook: 'Wat eraan vooraf ging'. WEES DAARNA EEN LEESKNIKKER!
Powered By Blogger

donderdag 24 mei 2007

Causaal Verband

Heather-Leezza is gevallen van de trap – van de zolderverdieping – en helemaal beneden op haar gezichtje beland.

Ze wilde zich keren om voetje voor voetje achterwaarts de trap af te kunnen dalen. Vanwege haar maillot wist ik meteen dat dat niet goed kon aflopen, maar snelde toch te laat toe. Ze zwiepte onderuit. Terwijl ze luid bonkend naar beneden rolde, rende ik, haar naam uitgillend, er achteraan. Ik beleefde de pijnen en doodschrik die mijn evenbeeldje onderging op een trap die natuurlijk voor zo’n ukkie van anderhalf eindeloos hoog is.

Het pand telt drie trappen. De benedentrap, twee verdiepingen lang met overloop, had al een hekje vanwege de vele kleinkinderen die het huis vroeger kende. Voor die van de zolder, waar wij verblijven, was één in de planning. Maar na Heather-Leezza’s val heb ik, na een tip van een vriend, meteen een tweedehandse bemachtigd op Marktplaza via het internet. Stom dat ik daar zelf niet ben opgekomen en onvergeeflijk dat ik de maatregel wegens geldgebrek vooruit had geschoven.

Al voor de komst van de kinderen uit Suriname, een maand geleden, realiseerde ik me dat hun nieuwe wereld nieuwe risico’s met zich zou meebrengen, waaronder de befaamde Nederlandse trappenhuizen. Ook voel ik me schuldig dat ik ze hun ongeëvenaarde Surinaamse buitenleven heb ontnomen. Als Heather-Leezza ongelukkig was terechtgekomen, dan was er voor mij een direct causaal verband met mijn ex-drugsverslaving. Daarom check ik regelmatig de kachels beneden en zorg boven voor zoveel mogelijk ventilatie vanwege de geiser. Ook zie ik erop toe dat de huissleutels altijd in handbereik zijn, zodat we bij eventuele calamiteiten niet als ratten in de val zitten.

Wat dat betreft zie ik onze geïmproviseerde leefsituatie als een vorm van aanhoudende gevaarzetting door mijn recente verleden. Nu ik het traphekje heb geplaatst, geldt dat minder ten aan zien van trapongelukken. Niet dat ik daarmee mijn geweten verschoon, maar het gaat erom dat ik naar uiterste vermogen weer een veilig thuishaven creëer voor mijn gezin.

Het romantische gevoel van weer opstaan, ebt zo zoetjes aan weg. Regelmatig bekruipt mij het gevoel te zijn teruggekeerd van een verre dwaling. Hoe heb ik überhaupt in mijn leven kunnen menen dat drugs ‘geestverruimend’ zijn. Dankzij mijn therapie, in combinatie met het ambulante programma bij het Jellinek, heb ik nu de overtuiging dat het gewoon gerommel met de chemische huishouding van je hersenen is. Hoewel ik gebruik van harddrugs altijd heb ervaren als ‘rollercoasten’ met je hersenen, viel het muntje pas enkele maanden geleden, na een benauwende cold-turkey. Alsnog onderstreep ik met kracht de legendarische slogan ‘say no to drugs’ van de wijlen Amerikaanse oud-president Ronald Reagan.

Ik weet dat ik op een dag weer alles op de rails zal hebben. Alleen is de vraag wanneer. En: zal ik volharden in mijn rotsvaste geloof in Christus? Is het geen nieuwe vlucht van mij, waaraan ook Gabriëlle en de kinderen vastzitten? Zelf heb ik geen moeite met de overgang van een vrijstaand huis, op een zonovergoten erf in de tropen, naar een benauwende zolderruimte in grijs Nederland. Maar ja, dat is mijn romantiek die Gabriëlle ongevraagd is opgedrongen. Soms blijft ze, vooral bij koudig weer, gedeprimeerd en gekooid liggen in de slaapkamer.

Gabriëlle’s leven was in Paramaribo tijdens mijn verslaving ineens veranderd in een hel. Daar zat ze als jonge moeder, alleen, met twee kleine kinderen, wiens vader op drift was geraakt en vervolgens via een psychiatrisch centrum en een afkickcentrum naar Amsterdam werd gepost. Gabriëlle had uit overleving al de knop omgezet. Daarom nam ze anticiperende beslissingen waardoor ik me ‘verraden’ heb gevoeld door haar.
“Maar heb je haar wel gevraagd of ze het aankon?”, hield Katharina, mijn therapeute mij al voor. Het is hard, maar elke gradatie van zelfbeklag staat totaal herstel in de weg. Gabriëlle’s geestelijke wonden zijn nog vers. Dat komt tot uiting in haar harde woorden, die bij mij soms machteloosheid en agressie oproepen. Maar ik ben om twee belangrijke reden in therapie gegaan: geen drugs meer én beheersing van mijn woederegulatie. Kortom: mezelf als mens in de hand houden. Al was het maar voor mezelf.

“Ik wil van niemand meer afhankelijk zijn; in dat opzicht hoef ik geen man meer”, zei Gabriëlle laatst. Hoewel zij mij wil grieven met dergelijke woorden, gelukt het mij – soms met zeer veel moeite – op te brengen dat ze dat vooral doet uit zelfbescherming. Alle pijn en frustratie dat het bij mij oproept, laat ik tintelend via mijn buikwand naar buiten gaan. Niet alleen daden, maar ook tijd en begrip moeten de wonden helen. Door haar die ruimte te geven en niet explosief te reageren, zal wellicht bij haar het vertrouwen eens weer volop stromen. Het klinkt allemaal heel wijs, maar of we zullen slagen is maar de vraag. De beproevingen zijn niet licht. Ik moet me vooral houden aan de keuzes die ik heb gemaakt; daarin moet ik voor mezelf zuiver staan. Dus als Gabriëlle zegt: “Voor mij is dit huwelijk zo goed als afgelopen”, dan is dat voor mij geen vrijbrief om mijn pik achterna te gaan lopen als ik woedend de deur achter me dichtsla.

Mijn besluit tot innerlijke opschoning is als het plaatsen van een traphekje. Ook al heb ik onze relatie in die hachelijke positie gemanoeuvreerd, als we toch verder naar beneden denderen dan wil ik desondanks tegen mezelf kunnen zeggen: ik heb er alsnog alles aangedaan dat te voorkomen. Dankzij mijn ‘therapie voor traumaverwerking’ krijg ik gereedschap en materiaal in handen om een zo stevig mogelijk traphekje te plaatsen.

Ondanks mijn vastberadenheid is de scheidingswand met neerslachtigheid flinterdun. Ik moet zorgen dat ik de goede kant opstroom. Door mijn hoofd schoon te houden. Het zijn meestal blokkades die we ons zelf opwerpen waardoor onze positiviteit niet kan stromen, leer ik. “Als je negatief denkt, dan krijg je negativiteit, als je positief denkt, krijg je positiviteit”, herhaalt mijn therapeute geregeld. En zo is het ook. Met geloof als voorlopig wankel traphekje.

woensdag 16 mei 2007

Slechts invoeren


“Au…, ou…, ui…, áá…, éé…”

Het is zaterdag. Daniël oefent vlijtig klanken en woordjes. Gisteren trok ik de stoute schoenen aan en klopte aan bij een school, twee hoeken verderop, om te vragen of hij als ‘gastleerling’ mag meedraaien. De adjunct-directrice had er aanvankelijk een zwaar hoofd in. De periode van allerlei afsluitingsactiviteiten was aangebroken. Ook moest ze rekening houden met de klasjuffrouw.
“Ik denk niet dat die met deze drukte gaat zeggen: Ha fijn, nog een kind bij!”, zei ze. “De vraag is natuurlijk ook: is het een handelbaar kind?” Even aarzelde ik vanwege onze vader-kind-strubbelingen, maar zei: “Daniël is een hele lieve jongen.” Voor de geloofwaardigheid gooide ik erachter: “Hij is natuurlijk wel een gezonde bengel.”
Ook vroeg de hoofdjuffrouw zich af of de ‘hectische periode’ in Daniëls belang zou zijn. Zijn vakantievisum vond ze geen bezwaar. “Belangrijk is dat het kind zich veilig voelt en aandacht krijgt.”

Ze wilde een uur bedenktijd en eerst overleggen met de betreffende klasjuffrouw. Wel had ze me al laten zien in welke klas Daniël eventueel zou komen. Ik wandelde met een zekere watervrees door het schoolgebouw. Het riep vervlogen herinneringen op. De gangen, ingeklemd door twee trappenhuizen, met hun ingesleten marmeren treden. Het is een voormalige RK-school – nu oecumenisch – grenzend aan een kerk en parochie met een omsloten binnenspeelplaats. Het leek een mini-uitvoering van mijn vroegere RK-jongensschool. Maar ik bedacht me dat ik als kind natuurlijk alles veel kolossaler had beleefd. De gangmuren waren behangen met kleurige, blijmakende werkstukken van leerlingen. Ik was aangenaam verrast toen het pauze werd en de kinderen uit de klassen stroomden: allerlei soorten afkomsten zag je!
“Wij zijn geen witte of zwarte school”, zei de juffrouw. “Onze kracht en kwaliteit is juist de diversiteit aan afkomsten.” En het was beslist geen pr-praatje; het voelde net zo vertrouwd aan als in Suriname, waar het de normaalste zaak is dat allerlei culturen door elkaar krioelen.

Ik hou mijn duimen gekruist”, had ik foutief uit enthousiasme tegen de juffrouw gezegd. Thuis wachtte ik af met ouderwetse spanning als na een examen. Vanwege de smeltkroes, die de school toch wel is – en natuurlijk ook die ideale loopafstand – hoopte ik vurig dat Daniël zou worden aangenomen. Hem wachtte beslist geen cultuurschok. Toen de juffrouw belde met de mededeling: “Ik heb heel erg moeten pleiten, maar het is prima dat hij komt”, was ik zo blij als een geslaagde. “En als hij wil, mag hij ook mee op schoolreisje.”

Even later gingen we met zijn vieren naar Daniëls nieuwe school. Ik had me volkomen in hem verplaatst toen we tegenover al zijn nieuwe klasgenootjes stonden. Ik was ook zes toen we naar Nederland vetrokken. De klas mocht voor mij nu dan wel overzichtelijk zijn met kleine meubels en kleine mensen, maar voor Daniël was het een compleet nieuwe wereld. Ik kreeg een knoop in mijn buik; alsof ik het was die overeind moest blijven tegenover al die vreemde, nieuwe ogen.
“Daniël mag hier naast mij komen zitten”, zei een mooi karamelgetint meisje. Daniël beende vastberaden door het lokaal en ging naast haar zitten. “Dag allemaal”, zei hij ongelooflijk dapper. Toen we weer op de gang waren, zei ik opgelucht tegen de hoofdjuffrouw: “Volgens mij had ik het zwaarder dan Daniël.”

Hoewel hij in Suriname als ‘late leerling’ in de tweede kleuterklas zat , is hij toch in ‘groep 3’ geplaatst. Ik had de hoofdjuffrouw bij ons eerste gesprek verteld dat ik hem zelf heb leren lezen. Ik weet niet of ik de juiste methodiek heb gebruikt, maar hij kent alle klanken en letters. Ter illustratie vertelde ik dat Daniël op een dag, wijzend op een advertentie op de achterkant van het telefoonboek, had gezegd: “Papa, hier staat Hakrinbank.” Hij had het zelf uitgevist.
“Mooi, dat is ongeveer het leesniveau van groep 3”, reageerde de jufrouw. “Maar we hebben sowieso een orthopedagoog die gaat bekijken waarin hij eventueel achterstand heeft.”

Vanmorgen ben ik met Daniël achter de computer gekropen om klanken en woordjes te oefenen. Hij zat op mijn schoot. Dat was alweer meer dan acht maanden geleden voor het laatst. Hij wist nog vrijwel alles. Ook de ‘nk’-, ‘ng’- en ‘ch’-klanken. Ik schreef, hij spelde en las hardop de woorden. Sommige mocht hij zelf intikken.
Nog enkele jaren geleden vroeg ik me zorgelijk af wat ik mijn kinderen creatief te bieden zou hebben. Ik ben geen goede muzikant, kan niet tekenen, ben een matige sporter en zingen kan ik al helemaal niet. Maar het was natuurlijk onzin, realiseerde ik me ineens. Ik ben goed in lezen en schrijven. En mijn instrument is de computer. Lezen en schrijven vormen bij uitstek dé sleutel naar kennis en ontwikkeling, en al helemaal op een computer. Het is verbazingwekkend hoe de hersenen van een kind werken als een nieuwe, geformatteerde harddisk. Je hoeft slechts in te voeren, het kind zorgt zelf voor de opslag. Je hoeft weinig uit te leggen. Het is zoals bij een liedje. Je vroeg je toch ook niet af waarom Kortjakje altijd ziek was behalve zondags. Dus ‘ôh’ plus ‘èh’ wordt ‘oe’… ‘áh’ plus ‘uh’ wordt ‘auw’. Punt uit.

Daniël wist ook nog altijd de functie van backspace, spatie en hoe je de cursor moet verplaatsen zonder wissen. Feilloos bedacht en schreef hij zelf de zin: ‘De boomstam is bruin’. Vanmorgen liet ik zien hoe je met tabs sprongetjes kan maken. Aan het eind printten we twee velletjes met klanken, woorden en leuke zinnetjes, die hij keurig aan elkaar niette. Het ziet eruit als echt leermateriaal. Dat is wat ik mijn kinderen kan bieden qua creativiteit!
“En je moet oefenen, want ik heb de juffrouw gezegd dat je goed kan lezen”, zei ik hem. Ik moest me echt inhouden om niet te zeggen: “En laat me niet vallen.” Maar dat kan ik, realiseerde ik me meer dan ooit, alleen afdwingen door vertrouwen in hem te stellen.

dinsdag 8 mei 2007

Verloren Schaap


“Papa, papa!”, valt mij alweer sinds een week dagelijks ten deel uit het mondje van Heather-Leezza. Als Goddelijke muziek in mijn oren.

Na acht maanden verblijf ik weer onder één dak met mijn gezin. Heb ik mijn dagelijkse cocaïneroken ervaren als kamikazevlucht – waarin ik Gabriëlle en de kinderen meevoerde, hun vlucht van Paramaribo naar Amsterdam was de spannendste in mijn leven. ‘Als dat toestel maar niet naar beneden komt’, spookte door mijn hoofd. Er is geen groter gevoel van machteloosheid dan lijdelijk moeten toekijken omdat je de grip op je eigen leven volledig uit handen hebt gegeven.

Ik ben er nog steeds niet over uit hoe het mogelijk is dat ik op het punt ben gekomen mijn gezin te verlaten voor die witte slet. Achteraf gezien kruipt ze stilletjes als een sluipduivel in je hoofd en neemt de volledige controle over op je denkkamer. Op zo’n subtiele wijze dat haar influistering langer zijn werking op je heeft dan je doorhebt. “Mijn vrouw is mijn grootste opponent”, zei ik een keer tegen Gabriëlle tijdens onze zoveelste ruzie over mijn transformatie tot a-sociaal sujet. Zelfs nadat ik bijna een maand clean was in het christelijk opvangcentrum De Stem, in district Para, had ik nog steeds de overtuiging dat mijn vrouw het brein was van een demonisch complot tegen mij.

Je voelt je scherp, slim en alert. Je gelooft in je eigen sprookje over de strijd tussen goed en kwaad. Die strijd is er wel, maar die vindt uitsluitend in je hoofd plaats. Tegelijkertijd – hoewel ik het me moeilijk kon voorstellen – bad ik wanhopig: “O God, laat ik het aan het eind van de rit volledig fout hebben.” Het was ook de journalist in mij die mij uit deze psychotische waankolk trok. Ik hield me vast aan mijn kennis over de gevolgen van hard drugsgebruik, waarover ik zelf menigmaal geschreven had.

Ik ga de waarheid ontdekken”, zei ik tegen vrienden uit de drugsscéne, enkele dagen voor mijn vertrek naar Nederland. Ik zou en moest weten of mijn vrouw de bloemetjes buiten aan het zetten was en mij maar liet verrotten. In trimdraf ging ik naar mijn huis, waar ik al geen twee maanden was geweest. Ik was voorbereid op feestende uitbuiters over de vloer en van plan ze eruit te smijten. Maar wat ik aantrof was even beschamend als ontnuchterend. Beschamend voor mezelf. Een radeloze jonge vrouw, die nog enkele uren restte om het huis te ontruimen wegens huurachterstand maar er nog steeds niet aan toe was gekomen omdat zij er geheel alleen voor stond.

Via een collega van de krant hadden Gabriëlle en de kinderen onderdak gevonden in een bouwvallig bejaardenoord in het centrum. Mijn moeder, die ook voor mijn passage naar Amsterdam had betaald, had mij de laatste drie dagen ondergebracht in Hotel Krasnapolsky. Terecht wilde mijn vrouw even niets van mijn reikende hand hebben. En daar lag ik dan daar in mijn luxueuze hotelkamer, veilig en gerieflijk, terwijl mijn vrouw en kinderen zich bevonden in een obscure buurt in het centrum, zonder slot op hun deur. De omgekeerde wereld van wat ik nog kort daarvoor in mijn hoofd had.

Uiteindelijk hebben we toch met zijn allen mijn laatste nacht gezamenlijk in het hotel doorgebracht. Verzoening op de valreep. Hoewel ik naar Amsterdam ging met als uiteindelijk doel behoud van ons gezin, was mijn gevoel niets anders dan dat ik op de vlucht ging voor mijn eigen puinhoop en mijn gezin in de steek liet. Feitelijk was dat ook zo. Maar ons gezin was in zo’n diepe put beland, dat ik wel als eerste omhoog moest klauteren om de anderen te kunnen optrekken.

Ik heb de laatste nacht diepgaand overwogen niet meer naar Amsterdam te gaan, ondanks alle kosten die mij moeder had gemaakt. Maar op dit soort momenten moet je je vanuit een diepe overtuiging verlaten op God en je niet laten leiden door valse machogevoelens.

Er viel niets te maken uit de puin die er lag. De dag voor mijn vertrek kwam de fotograaf van de krant spontaan langs bij het Hotel. Toen ik hem over Gabriëlle’s penibele woonsituatie vertelde, zei hij direct: “Ik heb nog een kamer vrij; als ze wil dan kan ze met de kinderen bij mij intrekken.” Dat was voor mij het Groene Licht van boven om los te laten.

Mijn pleegmoeder heeft betaald voor de ‘lange vakantie’ van mijn gezin. Na tien jaar heb ik weer Koninginnedag in Amsterdam gevierd. De mooiste in mijn leven. Ook Daniël en Heather-Leezza konden hun geluk niet op. Het Vondelpark was zo paradijselijk groen, zonnig en vredig, dat ik me erom verwonderde hoe een mens van zijn leven in een handomdraai hemel of hel kan maken.

De afgelopen maanden heb ik bezinningsvol mogen ervaren hoe zinloos minstens de helft van mijn dag is zonder mijn kinderen. Dat waren geen gevoelens van verveling, maar de realiteit dat je er voor ze moet zijn omdat zij eenvoudig weg nu aan beurt zijn. Maar het was ook alsof God me toonde: ‘dit is toch wat je wilde met je grote ego?’ Acht maanden is lang in het leven van een kind van anderhalf, maar door regelmatig telefonisch contact en foto’s is voor Heather-Leezza niets verloren gegaan. Ze was zo blij om me te zien. ‘Herdertje’, noem ik haar liefkozend. Ik voel me onbetwist haar verloren schaap dat is wedergekeerd!

Velen om me heen vinden mij ‘sterk’ vanwege mijn radicale ommekeer. Maar ik ervaar dat niet zo. Zo’n dwaling van eenzaamheid en ziekmakende nasleep wil je als mens geen tweede keer meemaken.

“Dus voor jou wegen de nadelen van het roken sterker dan de voordelen”, verduidelijkte mijn psychologe bij het Jellinek waar ik een ambulant programma afloop. Ik zou willen zeggen: de voordelen van het leven wegen zwaarder. Bovendien zou ik mezelf de kans ontnemen om als ‘papa’ alsnog de leegten die in mijn vaderloze jeugd zijn geslagen te repareren.

donderdag 3 mei 2007

Gouden Lepel



“Je bent nu eenmaal
Europees gecodeerd”



Pas enkele dagen nadat ik was weggelopen uit het christelijk opvangcentrum De Stem, in district Parra, durfde ik mij te melden bij de Nederlandse ambassade in Paramaribo. Aanvankelijk was ik bang dat ik mogelijk door de politie werd gezocht. Een maand eerder was ik namelijk gevlucht uit de kerkers van het Psychiatrisch Centrum Suriname, en de volgende dag hadden mannen in burger huiszoeking verricht op het adres waarvan vermoed werd dat ik me er schuilhield. “Als ze je hadden gepakt dan zouden ze je voor twee weken hebben platgespoten en je zou voor altijd als een robot lopen”, had ik meerdere malen gehoord van personen die het konden weten.

Het recent aangebouwde wachtpaviljoen van de ambassade was voornamelijk gevuld met Surinamers die – met een nummertje – zaten te wachten voor een visumaanvraag. Ik was verworden tot een straatschooier met vale kleding en veel te grote sportschoenen die niet van mij waren. Desondanks werd ik met veel respect en erkenning gegroet door bewakers en schoonmaakster. “Dag meneer Brave, hoe gaat het met u?” klonk het consequent en gemeend. De ijzeren elektronische poort ging open en een diplomaat kwam speciaal voor mij naar buiten. Zijn smetteloos en strakke pak stak schril af op mijn uitdossing. Nadat hij mij vriendschappelijk had verwelkomd, zei ik tegen hem: “Weet je dat ik mij nu ineens realiseer dat ik toch met een gouden lepel in mijn mond ben geboren.”
“En het kan geen kwaad dat je die af en toe gebruikt”, antwoordde de diplomaat geheel aanvoelend.

Hij bracht me naar een medewerkster van de consulaire afdeling. Toen ik in haar glasblauwe ogen keek, was het alsof ik eindelijk was aangespoeld aan de Nederlandse kust. “Niet om brutaal te zijn, maar je ogen komen zo vertrouwd over”, zei ik. Ze raakte gevleid en verlegen tegelijk.
Toen even later het hoofd van de consulaire afdeling tegen me zei: “Iwan, we geven echt om je”, was het alsof ik was beland in de ontknopingscène van een bizar sprookje. Het was weer wat anders dan een maand eerder, na mijn vlucht uit het PCS. Ik was de volgende dag bij de ambassade hulp komen zoeken, omdat ik geen vertrouwen meer had in de lokale autoriteiten. Maar de Surinaamse bewakers hadden me vanwege mijn verwarde toestand eigenhandig verwijderd van het terrein – lees: Nederlands grondgebied! De warme ontvangst en hartelijkheid op de ambassade waren welgemeend, maar ik kon uit alles afleiden dat deze blunder van een maand eerder er degelijk ook mee te maken had.
Maar het was – zo zie ik het inmiddels – God die voor mij destijds voorlopig de pas had afgesneden. Ik moest kennelijk nog een laatste stukje traject in Suriname afleggen. In het christelijk opvangcentrum had ik Christus definitief omarmd. Ik had mij echt ingesteld op achttien maanden afkicken in geboorteland, maar op een gegeven moment kreeg ik na een reeks conflicten de influistering: ‘Iwan, je snapt het niet. Je moet terug naar Amsterdam.’

Als Nederlander kan je door eigen toedoen in de derdewereld in de goot belanden en teruggepost worden naar Nederland, waar een uitkering op je wacht, inclusief een ziektenkostenverzekering die een afkickprogramma dekt.
Met dit in mijn achterhoofd, zei ik tegen de directeur van de Ware Tijd: “Als je voorlopig mijn vrouw en kinderen financieel kan ondersteunen, dan red ik mij wel in Amsterdam.” Een dag voor vertrek benadrukte de directeur: “Dit doet niet de krant, maar dit doe ik op persoonlijke titel.” En zo werd ik van twee kanten aan wal getrokken.

Ik ga binnenkort aan de slag als taxichauffeur. De opleiding wordt als ‘werktraject met baangarantie’ geheel betaald door de Nederlandse verzorgingsstaat. Deze week werd de sollicitatiebijeenkomst gehouden. “Er zullen geen kosten voor u tevoorschijn komen”, garandeerde de voorlichter de aanwezigen. “Doe daarom niets voordat het u wordt gevraagd.”
Hoewel de opleiding tien weken gaat duren, is het mogelijk als stagiaire direct te beginnen met rijden. Maar je te laten uitbetalen, werd sterk ontraden. Want anders wordt je uitkering gekort of stopgezet. “En stel dat je zakt voor het examen, dan is het een hele poespas om je uitkering weer op gang te krijgen”, zei de voorlichter. “Daarom is mijn advies het op te sparen als verlofdagen.”
Toen ik het slot van mijn fiets openmaakte, moest ik me echt bedwingen om niet aan zomaar een oudere vrouw, die toevallig passeerde, te zeggen dat alle Nederlanders louter op basis van hun paspoort met een gouden lepel op zak lopen. Haar ontevreden zure gezicht deed mij besluiten slechts met een zonnig, bevoorrecht gevoel weg te fietsen.

Ik denk aan de velen die ik heb ontmoet in de Surinaamse goot en in de smerige cellen van het Psychiatrisch Centrum Suriname. Ik had graag solidair met ze willen zijn, maar na tien jaar Suriname, heb ik één belangrijk inzicht verkregen: ik heb met alle geweld de gouden lepel, die ik met mijn geboorte heb meegekregen, uit mijn bek willen trekken. Dan heb ik het ook over het verkwanselen van mijn talenten. Mijn harde val zie ik als een bolwassing van God hiervoor. Voor mij staat nu rotsvast: Mijn Nederlands paspoort inleveren doe ik nooit; deze gouden lepel laat ik mij nimmer ontnemen, ook mijn kinderen niet! Een Surinamer met een blauw paspoort zei troostend bij mijn vertrek: “Dat je van hier bent, staat buiten kijf; maar je bent nu eenmaal Europees gecodeerd.”

Wat eraan vooraf ging

*iwanbrave=brainwave* Hij vertrok in 1996 als gefrustreerde ex-Het Parool-journalist naar Paramaribo, Suriname voor zijn doorbraak. Hij columnistte 3 jaar voor de Volkskrant, schreef voor de Groene Amsterdammer, werd correspondent van RTL4-nieuws, presenteerde voor ABC Radio van de legendarische Johnny Kamperveen. In 1998 verscheen zijn bundel 'Enkele Reis Paramaribo'. Hij ging een tweede mislukt huwelijk aan met het Parool. Hij legde de bouw van de twee megabruggen - totaal 3 km - vast voor Ballast Nedam. Was medegrondlegger van PIT, Paramaribo Post, Informed, gaf zijn krachten aan United Business Magazine, hoereerde bij Future Radio, flirte met The Times of Suriname, had een haat-liefde verhouding met De West. Werd uiteindelijk chef Binnenland/Economie en politiek redacteur van de Ware Tijd en columnistte voor - last but not least - AD/Haagsche Courant. Totdat hij compleet op was en versplinterd. Oh ja: hij trouwde - na ettelijke relaties en avontuurtjes - ook nog tussendoor AIDSVRIJ met een 19-jarige Aucaanse. Heeft drie kinderen- van wie twee biologisch en twee wettelijk. Al zijn nazaat heeft als geboorteplaats 'Paramaribo'. Niet slecht voor een "EURO-NEGER"! Laatstelijk gesignaleerd in de drugsscene van Paramaribo. Broodmager. Hij vluchtte uit het Psychiatrisch Centrum Suriname - wie zou dat niet hebben gedaan - en liep weg bij het christelijk opvangcentrum voor drugsverslaafden De Stem. Linea recta naar Amsterdam. Voor 'totaal herstel'. Voorlopig zonder zijn gezin.
Powered By Blogger

Klik tips voor optimaal leesplezier!

Klik op: 'Ouder(e)' berichten voor volgend(e) van latere datum. Viceversa voor 'Nieuwer(e)'. Klik op: titel boven elk verhaal (of in "Blogarchief") voor zichtbaarmaken reacties. Klik op 'Startpagina' voor herstel van pagina zonder reacties.